In een vreemde kamer

We lazen In A Strange Room van Damon Galgut. Op een wonderschone plek bespraken we het, op een warme vrijdagavond in augustus. Wat direct opvalt is die schijnbaar achteloze wisseling tussen de eerste en de derde persoon. Ik, hij, allebei dezelfde man, Damon, de ik vertelt over wat er is gebeurd, korter of langer geleden, de hij is in dat verleden, als iemand die de ik alleen maar kent door observaties, maar heel soms, als het in die herinnering heel heftig wordt, of anderszins, is de ik ook in het verleden ik.

 

‘When he gets back she’s sitting downstairs having breakfast, but he doesn’t join her, why exactly I can’t say.’

 

‘Most of this information reaches him through Anna’s girlfriend, with whom I have long tearful conversations almost every day.’

 

Het kost niet veel tijd om eraan te wennen en dan is het zo logisch als wat. Wat weet je nog van wie je was drie jaar geleden, of tien? Ben je die persoon nog? Zoals je nu ‘ik’ zegt?

 

In het eerste verhaal ontmoet de Zuid-Afrikaan Damon tijdens een reis door Griekenland de Duitse Reiner.  Reiner komt later naar Zuid-Afrika, hij stippelt een enorme voettocht uit, Damon gaat mee, Reiner bepaalt alles, de route, hoe lang ze lopen, wanneer ze rusten, wat ze kopen om te eten, waar ze stoppen om te overnachten. Hij beheert ook alles: de kaarten, het geld. Reiner lijkt een onaangepaste hork, maar Damon laat het gebeuren. Als hij er dan eindelijk wat van durft te zeggen, is het direct een bom die barst, een onherstelbare beschadiging van de lucht tussen de twee. In het onherbergzame landschap gaan ze ieder hun eigen weg. Terug in Kaapstad zeggen vrienden: maar waarom heb je Reiner zomaar alleen gelaten? Ook Reiner duikt weer op in Kaapstad, via vrienden hoort Damon soms iets. Dan op een dag is ie weg. ‘My friend calls to say, Reiner left last night, and with that single sentence the whole story is over.’

 

In het tweede verhaal gaat Damon weer op reis, alleen, maar al snel trekt hij op met een drietal: een jonge broer en zus uit Zwitserland en een oudere Fransman. Damon en de jonge Zwitser, Jerome, zijn zelden alleen, altijd is de oudere Fransman in de buurt, die ook vertaalt. De Zwitsers spreken nauwelijks Engels, Damon geen Frans. Als ze een keer alleen zijn, Jerome en Damon, lijkt er een vonk over te springen. Bij het afscheid zegt Jerome dat Damon naar Zwitserland moet komen. Later doet Damon dat. Maar eenmaal bij Jerome thuis in het huis van de moeder, waar ook de zus nog woont, lijkt er niks meer over van de betovering van de reis. Leesclublid M klaagt: er hangt spanning in de lucht, een hint van elkaar leuk vinden, fantasieën, een heel verhaal lang, maar er gebeurt uiteindelijk niks, geen dampende seks. Iemand zegt: het lijkt het echte leven wel. Weer terug in Kaapstad schrijft Damon Jerome een brief. Die brief komt ongeopend terug, voorzien van een begeleidend briefje. Jerome leeft niet meer, omgekomen in een motorongeluk. ‘A journey is a gesture inscribed in space, it vanishes even as it’s made. You go from one place to another place, and on to somewhere else again, and already behind you there is no trace that you were ever there. The roads you went down yesterday are full of different people now, none of them knows who you are. […] Things happen once only and are never repeated, never return. Except in memory.’

 

In het derde verhaal is Damon duidelijk ouder, begin veertig, we weten eindelijk waar hij van leeft: hij maakt boeken. Hij verblijft regelmatig in India en dit keer neemt hij een goede vriendin mee, Anna, die niet zo lekker in haar hoofd zit. Hij zal op haar letten, de reis zal haar goed doen, hoe moeilijk kan het zijn. Zo zit de mens in elkaar: het goede/positieve schromelijk overschatten, het slechte/negatieve hopeloos onderschatten. Het loopt gigantisch uit de klauwen met Anna. Iedere afspraak die Damon met haar maakt, houdt hooguit een minuut stand. Ik zal het einde niet verraden, maar Damon doet dingen die hij nooit voor mogelijk hield: in een Indiase ziekenhuiskamer de diarree van het lijf van zijn meer dood dan levende vriendin wassen bijvoorbeeld. Op de laatste pagina schrijft Galgut: ‘Lives leak into each other, the past lay claim to the present.’

 

Het leven gebeurt, laat Galgut ons lezen. Een aaneenschakeling van toevalligheden, maar net afhankelijk van of je op een dag wel of niet de deur uitgaat, je ontmoet mensen, of niet, je raakt bevriend, of niet, je trekt een tijdje op, of niet, je slaat een weg in, of niet, iemand spreekt je aan, of niet, jij spreekt iemand aan, of niet, je doet iets, of niet. Spannend genoeg. Galgut durft het daarbij te laten, een boek lang.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.