De raambekleding hing er al toen we hier kwamen wonen: op maat gemaakte lamellen van Luxaflex, neutrale kleur. De loop van de jaren maakte er een waterkringen van binnengewaaide regen op, een winkelhaak door een zuigende stofzuigermond, hier en daar een los kettinkje, verwering door zonlicht. ‘Die vieze dingen,’ zei R al een poos. Bij de Hubo-jongen bestelden we nieuwe, plissé, met vijf smaken: helemaal open, helemaal dicht, alleen onder open, alleen boven open, zowel boven als onder een stukje open. Nooit begrepen waarom dat niet overal massaal te koop is. In de steeds beter geïsoleerde huizen is het doel van raambekleding allang niet meer om de kou buiten te houden, maar vooral om niet in de kijker te zitten. De inkijk verloopt vooral via de onderste helft van het raam, zelden via de bovenste helft. Vorige week zei de Hubo-jongen dat de omhoog-omlaag-omlaag-omhoog delen binnen waren, alleen de inzetplissé’s voor de twee kantelramen nog niet. Werk aan de winkel. Je gaat geen spiksplinternieuwe plissés tussen vijftien jaar oud schilderwerk hangen. Ik demonteerde het oude lamellenophangsysteem en bekeek de naakte ramen. De bovenste latten in allebei de kamers hadden ooit waterschade opgelopen, iets bij de buurvrouw toen er een mannetje bezig was met het aanbrengen van een nieuwe bitumenlaag. Die latten waren van mdf. ‘Waarschijnlijk omdat ze zo lekker glad aflakken,’ zei een aannemer die het het beste leek de boel maar te laten zitten, je wist niet wat er achter vandaan kwam. Ja ja, dacht ik, lekker strak aflakken met mdf, maar ook de pamper onder het hout. In de werkkamer alleen wat bolling, verder zat de boel goed vast, in de slaapkamer zat de lat, die er voor tweederde uitzag als een mug na een nachtelijke slemppartij, los. Ik filmde de deklattenboel en stuurde het filmpje naar mijn zwager: vijfenveertig jaar timmerervaring. ‘Ik zou de lat vervangen,’ typte hij. Ik sneed de kit aan alle kanten los en begon te wrikken. Na een halve dag kwam de lat zonder al te veel schade vrij. Ik stuurde nieuwe foto’s naar mijn zwager. De oude lat had op niet veel meer gerust dan een kitstrook aan de kozijnkant en dunne lange spijkers in de stucplafondplaat. Daartussen een loze ruimte die was opgevuld met geel isolatiemateriaal. Ik kocht een vuren lat bij de Hubo-jongen, alleen vuren was er in 270 centimeter lang. Ik nam een lat die twee centimeter breder was dan de oude, op tip van mijn zwager, zodat de lelijke rand van de vorige lat er achter verdween. Een schietpistool had ik niet, en dunne spijkers van minstens zes centimeter had de Hubo niet, dus kocht ik supermontagekit. Het werd een lange dag, waarop het heel veel regende en waarop de keuken veranderde in een ontplofte werkplaats en waarop ik zeker drie keer naar de Hubo liep: voor de lat en de kit; voor een driehoekig stukje hardhout, waaruit ik spiesjes zaagde die ik op het hout van de buitenmuur, dat ik tussen het isolatiemateriaal ontdekte, monteerde zodat ik de nieuwe lat aan de kozijnkant met schroeven kon vastzetten; en, tegen sluitingstijd, voor een schaaf, die ik wel even mocht lenen, omdat de lat onder een schuine hoek moest en die alleen mooi aansloot tegen het kozijn als de lat aan die kant wat minder dik was. Ik liep honderd keer de trapjes op en neer met die lat van 270 centimeter om te passen en te kijken. Met stempels (ook een tip van mijn zwager) drukte ik de op vijf plekken vastgeschroefde nieuwe lat stevig in de montagekit. Toen volgde er nog een dag van schuren en kitten. Ook zo’n klusje. Als je eenmaal daar bent is het verven een kwestie van twee vingers in de neus. Iedere avond plaatste ik twee latten in het raam, als een V, en spande daar een blauw hoeslaken overheen. Voor het kantelraam tapete ik een oranje kussensloop. Tegen de inkijk. ‘Het lijkt wel een sloppenwijk,’ appte een vriend die benieuwd was hoe de klus vorderde. Zometeen komt een Hubo-man de nieuwe raambekleding ophangen.