Ik opende een kastdeurtje boven het aanrecht, pakte een stoel, ging erop staan, pakte van de bovenste plank twee jampotten die vooraan stonden, zette die op het aanrecht, nam de oranje servetten die achterin lagen en zette de jampotten weer terug. ‘Gaat het?’ vroeg R. Ik stapte van de stoel af, opende het pak servetten en zei: ‘Klein maar fijn.’ Z die tegenover R aan tafel zat, dacht even na en begon toen te lachen, omdat ze de uitdrukking begreep. Ze zei: ‘Mijn moeder zei altijd: “Klein is beter. Lange mensen worden snel oud.”‘ Ze boog haar hoofd en kromde haar rug. ‘Ben jij ook klein soms?’ vroeg R. Ik legde naast ieder bord een servet. ‘Hoe lang ben jij?’ vroeg Z aan mij. Zij dacht dat ze 1 centimeter langer was dan ik. Ik geloof dat het de eerste keer was dat ze zo direct aan haar moeder refereerde, alsof die ook voor ons inmiddels een bekende is.