Het stormde en het regende. Ik stond op, sloot het slaapkamerraam, bang dat de nieuwe raambekleding nat zou worden, liet het bovenste deel ervan zakken, kroop weer terug. Op mijn telefoon las ik de stukjes van Jan van Mersbergen, Arnon Grunberg, Eva Meijer, Thomas Verbogt, Gerbrand Bakker, Henk van Straten, daarna Grunberg en Sheila Sitalsing in de Volkskrant, daarna de rest van de krant. Het was weer om in bed te blijven. Om acht uur trok ik sokken aan, een broek van joggingstof die niet als zodanig bedoeld was, schoenen, een regenjas, ik duwde mijn uitstaande haren plat wat niet goed lukte, ritste de capuchon uit de kraag, trok die over mijn hoofd en draaide de voordeur van het slot. Ik reed de groene bak naar de plek naast de garageboxen en parkeerde hem tussen de andere groene bakken. Van alle bakken wezen de wielen en handgrepen naar de straat. Niemand heeft ons daarvoor ooit een instructie gestuurd. Binnen deed ik de jas uit, de broek, de sokken en kroop weer in bed. Het was weer om in bed te blijven. Omdat ik de krant al uit had, bekeek ik mijn banksaldo, mijn belsaldo, een paar beurskoersen. Ik pakte De toren van Uwe Tellkamp, nog 79 bladzijden. Op bladzijde zevenhonderdzoveel is het in het gebied achter Dresden in de DDR inmiddels 1988. Hoofdpersoon Christian vervult zijn resterende dienstplicht in de bruinkool dagbouw, een maanlandschap. De bruinkool is nodig voor de elektriciteit, regelmatig is er geen elektriciteit om de bruinkoolproductie op gang te houden. In de zomer duwt de wind het stof door alles heen, in de winter vriest de bruinkool binnen een minuut vast aan het schoepenwiel. Door de storm heen hoorde ik de achteruitrijpiepjes van de vuilniswagen. Ik stond op, liep naar het raam van mijn werkkamer. Net als vorige week was het de ‘Je bent zelf een helende eigenschap weet je’ met achter de wagen weer de jonge blonde vrouw, haar lange haren dit keer in een paardenstaart. Naast haar een knul met een donkerblauwe cap over zijn strak opgeschoren zwarte minikrulletjes. De chauffeur, een forse zwarte man, kalend, stapte uit en hielp een handje mee. Er veranderen dingen. Voor ik terug kroop in bed bekeek ik de tuin. De grote pot met de framboos lag op zijn kant. Maar het was weer om in bed te blijven. Om drie uur werden de wolken lichter en zette ik de plant rechtop. Er zaten nog twee frambozen aan. Ze smaakten vol en zoet.