Een vriendin appte de middag na haar nachtelijke pijn waarvoor ze ten einde raad om zes uur ’s ochtends de dokter had gebeld: ‘Ik was echt niet goed, de hele dag niet geslapen, het was zo erg.’ Dat was maandag. Op dinsdag sms’te een vriend: ‘Slecht nieuws, ik heb een kwaadaardige tumor in mijn nier.’ Redeloze zorgen maakt een mens, althans ik, over dingen die nog niet gebeurd zijn, waarvan de uitkomst nog ongewis is. Zo maakte ik me, het was inmiddels woensdag, zorgen over een breuk in een pasje, over een instantie die dat pasje donderdagochtend zou gaan bekijken en dan misschien tegen mijn vriendin – want om haar pasje gaat het – ging zeggen dat het pasje niet meer geldig is, dat het vervangen moest worden; op andere plekken hadden mensen in officiële functies daar al iets over gemurmeld en nu ging het om de meest officiële van allemaal. In juli wordt dat pasje sowieso waardeloos en dus hoopt mijn vriendin al een jaar dat ze het tot die tijd weet te rekken, want vervangen kost 161 euro. Eigenlijk maakte ik me zorgen over de slag die het zou toebrengen aan het gemoed van mijn vriendin. Ze heeft een gezonde woede over bureaucratische gekkigheid die de mens tot wanhoop drijft, vooral als het ook nog eens flink in de papieren loopt, maar daaronder zit een fijn, gevoelig hart. Ze was op tijd wakker, de afspraak hadden we digitaal gemaakt: van 9 tot 9.10 uur. Het ging deze ochtend niet eens om het pasje, het ging om een nieuwe foto, vingerafdrukken. Maar dat pasje moesten ze natuurlijk zien, dat pasje moeten ze namelijk altijd zien, en ze willen ook altijd het pasje uit het stevige, doorzichtige hoesje halen, terwijl niemand het in zijn hoofd haalt om een gebroken been uit het gips te peuteren. Ik had scenario’s in mijn hoofd: dat ze gingen vragen hoelang ze al met zo’n kapot pasje rondliep, dat zij van de zenuwen eerlijk zou zijn in plaats van ‘het is net gebeurd’ te liegen; dat de autoriteiten het pasje onmiddellijk zouden innemen; dat ze ter plekke dat geld moest ophoesten; dat er proces-verbaal opgemaakt ging worden vanwege rondlopen met een ongeldig pasje; iemand zou voor haar ogen het laatste zetje geven: krak. Vervolgens zou ze in plaats van een klein beetje te laat gigantisch veel later op school komen, en zou ook de docent boos zijn. ‘Hoe ging het?’ appte ik om half tien. Begin van de middag schreef ze: ‘Het was heel goed. Ik was er om vijf voor negen. Het was nog gesloten. Nu ga ik sporten.’ Ze hoefde trouwens niet naar school, ze was met haar hele klas, misschien wel met haar hele school, naar het Internationale Filmfestival geweest in het Oude Luxor. Haar school is echt geweldig.