De Hubo-jongens denken dat ik altijd aan het klussen ben. Dat komt door die paar weken in het jaar waarin ik soms meerdere keren op één dag bij ze binnenwandel. ‘Ik ben het hout aan het opmaken,’ zei ik nadat ik weer wat oude platen had laten verzagen, dit keer om iets in de mond van de open haard te zetten. Voor dat zagen willen ze nooit iets hebben, en dat is behalve aardig ook slim, want ik bestel vervolgens wel negen binnendeuren bij ze. We hebben die open haard misschien tien keer aangehad. De eerste tijd ontbrak een vuurkorf, toen die er eindelijk was wilde het vuur niet echt branden, toen we tig soorten hout hadden uitgeprobeerd wilde de brand er nog steeds niet lekker in, en toen we een nieuwe, langere pijp op de schoorsteen hadden laten zetten en de trek uitbleef, hielden we het voor gezien. De asla zat nog helemaal vol. Die trok ik heel voorzichtig onder de vuurkorf vandaan en schoof ‘m vervolgens nog voorzichtiger in een grijze vuilniszak. Een gaatje in de zak heb je zo en dan heeft die zak nauwelijks nog zin, zodra je ermee gaat lopen dwarrelt de piepfijne as door dat piepkleine gaatje het hele huis door. Maar alles ging goed, ik liep naar buiten, kieperde de asla schuin, hield de zak ondertussen goed dicht, haalde nog een tuinschep om wat achterblijvend spul van de bodem te bikken. Toen trok ik de asla uit de zak en deed de zak in de grijze container. Vervolgens pakte ik een sterke puinzak en schoof daar de vuurkorf in. De vuurkorf was zwaar, maar het wekelijks gebuig en gestrek onder strenge begeleiding betaalt zich uit, dus ook die vuurkorf kwam zonder een centje pijn in een gesloten zak buiten. Daar staan ze nu, de asla en de vuurkorf, tegen de vuilcontainers. De beginpret van iets maken zit in de ontdekking dat je nog voldoende hout van één soort hebt voor je klusje. De vervolgpret zit in het opmeten en nog een keer opmeten en de klus op schaal uittekenen en het puzzelen hoe de benodigde stukken zo economisch mogelijk uit het nog aanwezige hout gezaagd kunnen worden. Een proefopstelling helpt: nabootsen hoe het er uit kan komen te zien, ons voorstellingsvermogen strookt zelden tot in detail met de werkelijkheid. Dat alles mag een paar dagen duren. Een klus is als goede wijn of kaas. Rijping bevordert het resultaat, de tekeningen helpen, het idee verspreiden helpt ook, anderen komen met invalshoeken waar je zelf niet aan dacht. ‘Als mijn resthout op is, is het klaar met het geklus,’ zei ik tegen de Hubo-jongens, maar ik zag aan hun gezichten dat ze me niet geloofden. Ik vertelde over het wegwerken van de open haard. We kwamen op vieze lucht. De ene merkte het gelijk als er ergens hout verstookt werd. Hij kende een plek bij de brug waar iemand waarschijnlijk alles in zijn kachel stopte, plastic, nat hout, zo erg was het daar soms. Hij vertelde over die keer dat hij na een felle onweersbui buiten had gelopen en de schoongewassen lucht had geproefd. Hij legde een hand op zijn borst en ademde diep in. Ik zag aan zijn gezicht dat zijn longblaasjes dit wonder van schoonheid met weemoed herinnerden.