‘Alleen droogte is nog wel te doen,’ zei mijn broer, ‘of alleen extreme hitte gaat ook nog wel.’ Maar deze combinatie was dus uitzonderlijk. Het hele jaar was al uitzonderlijk. Het begon met kou en veel te veel regen. Daardoor kon er pas laat gezaaid en gepoot worden. Over die zaailingen kwam nog eens een berg regen die de bovengrond keihard maakte waardoor het voor de jonge plantjes moeilijk was boven te komen. Sommige boeren zaaiden over, waardoor hun groeiseizoen nog later begon. En toen begon al vroeg in de lente de zomer en bleef de regen uit. Boeren rolden massaal beregeningsinstallaties uit tussen de rooivruchten. ‘Rooivruchten?’ vroeg ik. ‘Aardappelen, suikerbieten.’ ‘Als je eenmaal begint met beregenen, kun je niet meer stoppen,’ zei mijn broer. Hij bedoelde: als het water van boven komt worden de wortels lui en gaan ze niet meer op zoek in diepere aardlagen. ‘Dus als er een verbod komt op het innemen van oppervlaktewater..,’ zei ik. ‘Dan hebben die boeren een megaprobleem,’ vulde mijn broer aan. Mocht iemand nu nog willen beginnen met beregenen, dan was dat sowieso uitgesloten. Er was in het hele land en ver daarbuiten geen haspel meer te krijgen. We kwamen op schaalvergroting. Dat was de laatste tien, vijftien jaar de trend, ook in de akkerbouw. Bedrijven van twee-, driehonderd hectare. Maar de seizoenen groeien niet mee. Dus zijn er monstermachines ontwikkeld die op één dag veel meer kunnen oogsten dan de oude machines. Nadeel van die nieuwe machines is dat ze de diepere aardlagen asfalteren. ‘Je kunt nu heel goed zien wat de goede en de slechte blokken zijn,’ zei mijn broer. Hij bedoelde: in welke grond de gewassen de diepte in kunnen op zoek naar water en in welke grond het water onbereikbaar is door die aangestampte lagen onderin. Hoe er dit jaar nog geld verdiend moest worden aan aardappelen wist hij niet. ‘Alles wat nu op het land staat, is al verkocht,’ zei hij. In die prijs zaten niet de extra kosten van overzaaien en de extra kosten van al dat beregenen, driehonderd euro per dag. En dan was er nog het probleem van de koelcellen. Er waren boeren die nog koelcellen vol aardappelen hebben, die voor het mooie een half miljoen euro moeten opbrengen. Maar zelfs voor 1 cent per kilo kwam er niemand om die cellen leeg te rijden. ‘En hoe hou je die cellen met dit weer op 7 graden?’ Gelukkig had mijn broer geen aardappelen. Wel graan, maar dat kan beter tegen hitte en droogte dan aardappelen en suikerbieten. Al rijpte het graan nu veel te snel af. Dat betekent een kleinere korrel en uiteindelijk minder gewicht. Maar als de halve wereld hier last van had, ging de prijs misschien nog wat doen. Ook mijn broers bieten stonden er mooi bij en groeiden nog goed. Gesloten rijen. Geen aangestampte grond. Mijn oom en tante die veel in Zeeland fietsen zagen daar aardappelvelden waar de rijen nog niet eens dicht stonden. Niet gesloten rijen betekent dat het blad niet alle aarde bedekt en dat de zon de bovenste aardlaag droog kan stoven. Toch schoten die aardappelen al in bloei, veel te vroeg, maar wat moesten ze anders, ze probeerden er nog wat van te maken. Mijn broer ging zijn combine nakijken, klaar voor de oogst. Als het nodig was, moest hij onmiddellijk het land in kunnen. ‘Maar,’ zei hij, ‘als het over een week of wat plotseling gaat regenen, kan het zomaar zijn dat je twee weken niet het land in kunt.’ Alles was extreem.