Ooit verstopte de vijand zich achter bomen en struiken, dus waren die aangeplant op dit heidegebied om onze jongens en meisjes te leren de schurken te verrassen en in de pan te hakken. Inmiddels zat de vijand in kabels en virussen en trollen en fake news en waren die bomen en struiken niet meer nodig. Zou de natuur hier zijn gang mogen gaan dan was het hier binnen de kortste keren een wild bos las ik in het boekje, maar de natuur mocht zijn gang niet gaan, die bomen waren inmiddels allemaal gekapt en ook het gras kreeg geen kans, daar zorgden schapen en vrijwilligers voor, dus strekte zich een verzengende open vlakte voor ons uit dat volgens datzelfde boekje heide was. Wij zochten naar twintig tinten paars maar zagen alleen verschroeid oranjebruin. Tussen dat verschrompelde bruin kronkelden paden van louter zand, zeker vijf meter breed, waar geen hard spoor meer in te vinden was, niet langs de kanten, niet in het midden, overal zakten onze voeten centimeters ver weg. Het was het tijdstip waarop de zon de lucht en de aarde maximaal verhit had en het kan dan ook niet anders dan een fata morgana zijn geweest: dat zwarte herenrijwiel tegen een boom, de enige boom in straal van vijf kilometer, en die man loom liggend op een groene Fatboy-ligzak, de voeten losjes over elkaar, een boek in zijn handen in de schaduw van die boom, lezend. R zei dat hij het ook had gezien.