Er is een man in Lederhosen met een innemend jong gezicht, zijn goed geknipte haren zijn grijs, toch is hij nog geen veertig. Het land waarin hij woont is heel erg wit, zegt hij, alleen in de meest westelijke stad is er wat anders te zien dan alleen maar wit, dankzij de diplomatie en de nabijheid van Frankrijk. De landen waar zijn werk is, zijn het tegenovergestelde van wit. Zonneboer noemt hij zichzelf. Om de zonneboerderijen te beschermen tegen diefstal van panelen of vernieling huurt hij mensen in. Maar waar rust je ze mee uit, zegt hij. Communicatiemiddelen, een knuppel, een mes. Wanneer ga je over op vuurwapens en wanneer noem je ze dan huurlingen?
Er is een jonge vrouw met een zacht en knap gevormd gezicht in een buitengewoon fraai gesneden mouwloze jurk die de lichte bolling van haar nog ongeboren kind perfect volgt. De stof van de jurk is blauw en van fijne kwaliteit. Hij sluit nauw onder de oksel. Er ligt een plukje okselhaar op de mooie blauwe stof.
Er is een groot rond zwembad dat naar verluid gisteren nog alggroen was maar er nu stralend bij ligt dankzij de hulp van een deskundige broer. Er drijft een rond speelding in dat lijkt op een enorme schijf watermeloen. Ik maak een foto van het zwembad als iedereen verderop en weer aangekleed bij het houtoventje staat te kijken naar de geöliede pizzamakerij. Als ik thuis de foto bekijk, weet ik dat ik die zwembadmeloen eerder heb gezien, in de bed & breakfast in Dalen waar ook een zwembad was. Daar heb ik wel gezwommen.
Er kruipen, klimmen en waggelen een handvol baby’s rond, de meeste mensen hier zijn in de leeftijd waarop hoogopgeleiden hun eerste of tweede kind krijgen. Er worden speciale luierbroekjes uitgewisseld waarmee baby’s dat mooie zwembad in kunnen.
Het huis is uit 1895 met mooie planken vloeren in alle ruimtes en nog helemaal leeg. Het schijnt de directeurswoning te zijn geweest van de scheepswerf die aan de andere kant van de hoge dijk failliet ligt te zijn. Vanwege het water moet de dijk nog hoger en dus breder. Als je de verbreding nou eens aan de buitendijkse kant doet, zeggen de bewoners met hun huizen aan deze kant, op het terrein met die failliete loodsen? Dan hoef je onze huizen niet te slopen. De ambtenaren nemen het mee.
De vader van A is bioloog en gepensioneerd en werkt in Trondheim. Iemand zegt: Nooit meer slapen, W.F. Hermans. We halen op wat we nog herinneren. De kaarten, de vier studenten, de dode, meteorieten. We komen een heel eind. In Trondheim zijn de werkdagen in de winter van acht tot vier, in de zomer van acht tot drie, zegt A’s vader. Zo kunnen mensen genieten van het licht en de zomer. Hele dikke blauwe velourse gordijnen gebruikt hij om het donker te maken en nog een beetje te slapen.
De boomgaard is oud, er zijn appel- en perenbomen en een vijg. Onder één boom liggen rode appels. We eten een paar happen. Ook de mooie kleine van nog geen jaar oud die extra lacht met haar blauwe ogen als ik verstoppertje speel met de mijne, hapt erin. A is verbaasd. Zij heeft de sterkste tanden van ons allemaal, zeg ik en trek daarmee een uitspraak van mijn tandarts door die laatst zei dat onze tanden net als onze botten met het verstrijken der jaren zachter en brozer worden.
Het zijn vooral de spaarzame mensen van mijn leeftijd en ouder die vragen: en waar staat die kerncentrale nu?
A toont ons de kelders onder het huis. Het is handig als je niet langer bent dan 1 meter 70. Het lijkt haar leuk daar een werkruimte te maken. Mijn eigen grot, zegt ze.