Stephan Sanders schrijft in de Volkskrant van afgelopen donderdag dat hij geen mobiel heeft. Er was een tijd dat het niet hebben van een auto zo’n zelfde status had, zeker op het platteland. Naar die mensen werd meewarig gekeken. Hoofdschuddend spraken mijn ouders en hun vrienden over de vrouwen zonder rijbewijs die na het overlijden van hun man met rijbewijs geïsoleerd en afhankelijk van de goedertierenheid van anderen – met rijbewijs en auto – achterbleven. Ons rijbewijs halen was een belangrijk ding. We leefden op het platteland, maar Nederland is geen Frankrijk. Voor de komst van de stoomtram was er al de diligence en na de stoomtram (1898-1957) reed op ongeveer hetzelfde traject als de tram een bus die ons ieder uur verbond met de stad (en die dat tegenwoordig op drukke momenten zelfs meerdere keren per uur doet). Maar plattelanders zijn niet erg van het openbaar vervoer. Zelfs niet als de halte op vijf minuten lopen is. En eerlijk is eerlijk. Er zijn buurtschappen waar de dichtstbijzijnde halte een uur lopen is. Toch zijn er genoeg mensen die hun leven sinds de opkomst van de auto hebben geleefd zonder auto (en zonder rijbewijs) en zich prima hebben bewogen door het leven. Het niet hebben van een auto (en rijbewijs) roept tegenwoordig geen meewarig hoofdschudden meer op. De alternatieven worden talrijker en beter. Er komt een tijd dat we ook weer prima zonder eigen mobieltje kunnen.