Een vink! Ik wil het uitroepen, maar er is niemand die het zal horen. Met het vogelvoederstation kwam ook een vogelkijkkaart ‘Herken uw tuinvogels’. Er zat een zuignapje bij met een haakje. Ik duwde de zuignap op het raam en hing de kijkkaart op. Sinds het vogelvoederstation er hangt heb ik van de 23 vogels op de kaart er elf waargenomen. De roodborst, koolmees en pimpelmees zijn klein genoeg om het voederstation in te vliegen. De Turkse tortels scharrelen met z’n tweeën op de tegels eronder de gevallen zaadjes op. De kauw, ekster, merel en houtduif vliegen gewoon over of hoor ik. De winterkoning scharrelde laatst in de pluimen van het bloeiende siergras. De heggenmus vloog even de amberboom in en uit. De staartmees noem ik ook, al is het alweer even geleden dat ik die zag. En nu dus de vink. Grijze muts, rode wangen, rossige borst, witte tekening bovenaan zijn vleugels. Ongemerkt heb ik de kenmerken van de vink tot mij genomen. Gewoon door langs die kijkkaart te lopen. Hij is te groot om door de beschermkooi van het voederstation te komen, maar het lukt hem om al vliegend wat zaadjes van de bodem te pikken. Op het tussenmuurtje met de buurman ligt trouwens een eierschaal. Zo groot als van een kip, leeg, het kapje eraf.