In de jaren voor mijn geboorte is er controverse over lsd. Moeten mensen dat vrijelijk kunnen gebruiken of niet? Er zijn voor- en tegenstanders. De overheid komt met een verbod onder het mom van de bescherming van de volksgezondheid. In het stuk ‘De machtige suikerklont’ dat is opgenomen in het boek Het avondrood der magiërs – dat ik begin deze week via Boekwinkeltjes.nl kocht omdat sterrenkundige Vincent Icke het maandag in de Volkskrant als leestip gaf – wijst schrijver Rudy Kousbroek op de hypocrisie. Waarom staat het iedereen vrij ‘om zich een levercirrhose of een delirium te drinken, de longkanker te roken, te pletter te rijden?’ schrijft hij in 1967/68, maar zou je niet je geest mogen vernauwen? Want zo ziet Kousbroek lsd, hij heeft niks op met de voorstanders die menen van lsd ‘geniaal’ te worden terwijl niemand dat kan waarnemen. Volgens Kousbroek is er iets heel anders aan de hand. Volgens hem gaat het bij dit soort controverses altijd om de orde van de samenleving, over wat we in meerderheid normaal vinden en wat niet, over wat de zinnige manier is om de werkelijkheid waar te nemen. Lsd dreigt die ordening, met de claims van ‘genialiteit’ waarin de tegenstanders vooral krankzinnigheid zien, te verstoren. En dat is eng. Op internet vind ik een artikel uit Trouw waarin die angst duidelijk wordt. Het is januari 1966, op 10 maart zullen Beatrix en Claus trouwen en de autoriteiten vrezen rellen. Het Provo-Oranje-Comité kondigt via affiches in de hoofdstad aan de paarden voor de Gouden Koets met lsd besprenkelde suikerklontjes te geven (suikerklontjes met een drupje lsd waren in die tijd een populaire manier om lsd in te nemen). Of de gehele Amsterdamse bevolking aan het trippen te krijgen door lsd via het waterleidingnet te verspreiden. In alle stilte laat de staatssecretaris van Volksgezondheid lsd op de lijst van verboden middelen plaatsen en op 8 februari wordt het voorstel in een paar minuten door het parlement gejaagd.
Over de schadelijkheid van alcohol en nicotine en botsingen in het verkeer was in 1966 meer bekend dan over de schadelijkheid van lsd. Bovendien troffen en treffen de eerste drie in potentie alle Nederlanders en de lsd een klein groepje. Maar alcohol en nicotine en autobotsingen verstoorden de toen dominante ‘zinnige manier van de werkelijkheid’ of het koninklijk huwelijk niet en dus hapte ik mijn gehele jeugd op verjaardagen amechtig naar adem, had ik te weinig tranen om de rook uit mijn ogen te spoelen, zwaaiden we de dronken familievriend vrolijk uit terwijl ie naar zijn auto scharrelde en zat ik los op de achterbank. Een halve eeuw later is er niks veranderd aan onze wetenschappelijke inzichten op deze terreinen, maar wel in wat wij (ab)normaal vinden. Dus zitten we niet meer als stuiterballen in een auto, maar gorden we ons zonder protest vast in een driepuntsgordel; vinden we blauwgerookte huiskamers, treinen, restaurants, schoollokalen en kantoren inmiddels krankzinnig; en zelfs alcohol zuipen is niet meer zo normaal als het was. Maar verboden is het niet (en lsd altijd nog wel). Ik ga een poosje met deze bril naar maatregelen (of het uitblijven ervan) kijken: welke zienswijze van de werkelijkheid moet in stand blijven, welke angsten bezworen?