De oud-collega die op de enorm drukke uitvaart een broodje voor me bemachtigde, zegde ooit zijn baan op om zes maanden niks te doen. Hij ging zeven weken reizen en realiseerde zich bij terugkomst dat hij van die zes maanden er maar drie echt vrij zou zijn, omdat hij vanaf maand vier alweer moest gaan solliciteren wilde hij in de zevende maand weer brood op de plank hebben. Ik zag dat hij er nu nog mee zat dat zijn onbekommerde periode niet langer dan zeven weken geduurd had. De vrienden van zijn jaarclub hadden gezegd: bel ons als je het niet meer ziet zitten. Hij zei: ik denk dat ik jullie dan beter kan bellen als ik weer aan het werk ben. Na zes maanden kon hij terug naar zijn oude baan. Ik kende dit verhaal niet, ik leerde hem pas kennen toen dit al achter de rug was. Hij kocht iedere ochtend op het station bonbons bij Leonidas, van die ronde gevulde chocoladeballen, en dan liep hij rond half tien ’s ochtends de lange gang van het noodgebouw in waarin we allemaal een eigen kamer hadden, al pasten er ook makkelijk twee of drie onderzoekers in zo’n kamer, en dan gooide hij vanaf de openstaande deur van mijn werkkamer zo’n chocoladebal in mijn richting. Ga je straks mee ijsvogels kijken, vroeg hij rond een uur of elf als hij langsliep om koffie te halen en tegen lunchtijd gingen hij dan met wie maar wilde het weelderige landgoed op en wees hij overal vogels en planten aan. Tijdens vakanties stuurde hij boekenkisten vooruit naar een vogelrijk eiland waar hij zolang als zijn vakantiedagen het toelieten doorbracht in een tentje met een verrekijker. Sinds we geen collega’s meer zijn, zien we elkaar gemiddeld een keer per jaar. Altijd komt ons gesprek op niet-werken, zijn grote verlangen, en altijd is er wel een nieuwe zandzak die zijn droom aan de grond houdt. Eerder ging het over collega’s en geld. Nu begon hij over zingeving. Iedereen waarschuwt me, zei hij, dat ik, als ik niet meer werk, met zingevingsproblemen kom te zitten. Zeker weer die lui van je jaarclub die dit soort onzin uitkramen? Hij knikte. We namen afscheid. Ik ging in het rijtje staan om de vriend die zijn moeder net had begraven te omhelzen.