Ik mocht bij de bloesjes en shirtjes. Dat was makkelijk, alles op die rekken kostte vijftig cent. Ik kreeg een blauwe polo met in witte letters Bazaar op mijn linkerborst en toen ik die aanhad hoorde ik er helemaal bij. Een meisje kocht drie shirtjes, een vrouw bekeek een roze shirt met witte bloemen, haalde het uit het rek, hing het weer terug. Een kwartier later wist ze het nog niet. Een sjieke mevrouw vroeg of ik van de bewaking was. Ik zei dat ze bij mij een bloesje kon kopen. Ze ging er niet intrappen, zei ze, ik oogde te jong en mijn blik was te intelligent. Mijn collega’s kwamen om beurten even langs – vond ik het leuk? – en wijdden me in. Er waren er altijd die probeerden af te dingen, moest ik niet op ingaan, terugbrengen mocht ook niet, wc’s waren geen paskamers, verder moest ik letten op de gehaaide types die van de rekken met de duurdere blouses en shirts achterin iets meenamen en dan bij mij probeerden af te rekenen voor vijftig cent. Bij J stak ik mijn licht op over hoe je de prijzen van speelgoed bepaalde. Legpuzzels van 1000 stukjes: 1 euro. Spellen, zeker mooie Scrabble-dozen toch zeker vijf, zes euro. Een enorme knuffelhond: vijf euro, al wilde je die ook graag zo snel mogelijk verkocht hebben vanwege de ruimte die die innam in de opslag. Twee jochies wilden speelgoedschiettuig. Ze smeekten hun moeder in het Russisch en demonstreerden de wapens. Ik dacht aan die documentaire over Russische scholen waar kinderen net zo makkelijk leren rekenen als schieten. Uiteindelijk gingen ze met een klein geel en een iets groter oranje met paars schietding voor zeven euro weg. Voor dit spul betaal je in de winkel zo 20, 25 euro, zei J die dit soort dingen weet, ze heeft kleinkinderen. Op een rustig moment buurtte ik bij G die ooit Amici-winkels bestierde en nu de rekken met herenkleding. Er kwam hier regelmatig een dame, zei hij, altijd direct om negen uur, die de rekken met overhemden met een geoefend oog langsliep en er zeven of acht van de beste merken tussenuit viste. Voor mijn man, zei ze dan. Na de zoveelste keer vroeg G haar: hoeveel mannen heeft u eigenlijk? A die bij de schoenen stond en die mij die keer dat ik hier binnenliep op zoek naar een stroommeter complimenteerde met mijn haar, zei dat hij hier graag was, omdat hij dan zijn Nederlands kon oefenen, al had hij liever een echte baan. Ik stelde voor om samen te gaan lunchen, dat was trouwens allemaal pico bello verzorgd voor de mensen in de blauwe polo’s: soep, broodjes, drinken. De mannen van het kleine gereedschap scharrelden ondertussen een spiksplinternieuwe stroommeter voor me op: 2 euro. Vanwege het gure weer was de opbrengst vandaag historisch laag. Vond je het leuk? vroeg iedereen weer. Ik zei: voor de opbrengst is mijn aanwezigheid niet goed.