‘Neem het verbod op de pilletjes,’ zei mijn broer. Zelf gebruikte hij dat met neonicotinoïden gecoat bietenzaad nooit, maar omdat hij de enige was en al zijn collega’s wel dat pillenzaad gebruikte, had hij nooit last van luis in zijn bieten. Nu het verboden is, stikt het van de luizen en spuit iedereen er lustig op los. ‘Kijk,’ zei mijn broer, ‘een bij heeft helemaal niks in bieten te zoeken, want in bieten komt geen bloemetje. Nu spuit iedereen met alles wat voorhanden is en is niet alleen de vermeende bij het haasje, maar alle beestjes, ook de natuurlijke vijanden van de bietenluis.’ Mijn broer had gehoord hoe het in Brussel gegaan was. De vraag was geweest: is het mogelijk dat bijen sterven door met neonicotinoïden gecoat bietenzaad? Het antwoord was: ja, dat is mogelijk. Toen besloten de 28 EU-landen – dus niet ‘Brussel’, maar 28 nationale overheden – tot een verbod. ‘Behalve dat er dus geen sluitend bewijs nodig was,’ zei mijn broer, ‘heeft kennelijk ook niemand aan de gevolgen gedacht. Die zijn gigantisch: er gaat nu vijftig tot honderd keer zoveel landbouwgif het land op en hele blokken moeten worden overgezaaid omdat de plantjes al zijn aangevreten voor ze goed en wel boven staan. Hoeveel extra dieselolie denk je dat er daarvoor verbrand wordt.’ Dan was er nog de aanbevolen dosering. ‘Kijk,’ zei mijn broer, ‘fabrikanten van bestrijdingsmiddelen gaan er net als bij medicijnen vanuit dat mensen slordig zijn. Dus schrijven ze een dosering voor die ook bij slordig gebruik effectief is. Ik experimenteer en zie dat ik onder optimale omstandigheden vaak nog niet de helft nodig heb. Dat scheelt geld en vermindert de mogelijke bijwerkingen. Maar ja, soms is dat dus ook tegen de regels, dat je veel minder bestrijdingsmiddel gebruikt dan de fabrikant op de verpakking zet.’ Mijn broer vroeg zich af of mensen nog wel nadachten. ‘Die mensen zijn er,’ zei ik, ‘maar de mensen die de besluiten nemen, vinden het tegenwoordig heel stoer om niet meer te luisteren naar de adviezen van de nadenkers, ze wuiven de voorspelde risico’s weg als een lastige wesp. Kijk maar naar de hoeveelheid adviezen van de Raad van State die de regering naast zich neer legt.’ ‘De doppen op de sproeimachine,’ zei mijn broer, ‘ook zo’n staaltje van: als het op papier maar klopt.’ Die doppen mogen niet meer vernevelen, alleen nog druppelen. Het idee is dat een druppel bij wind minder makkelijk dan nevel in een sloot of op een andere akker terecht kan komen. Maar door de vloeistofdruk op te voeren kan je met druppeldoppen ook vernevelen. ‘Kijk,’ zei mijn broer, ‘je wilt dat onkruidje raken, de grootste kans daarop is met nevel. Moet je druppelen dan ga je automatisch meer bestrijdingsmiddel gebruiken.’ Ieder jaar moet zijn sproeikar voor de keuring, maar die doppen kun je erop- en eraf klikken, dus de keuring is een farce. ‘Nu wil de overheid een soort tachograaf voor de sproeimachine gaan verplichten waaruit de vloeistofdruk is af te leiden,’ zei mijn broer. ‘Terwijl er geen enkel probleem zou zijn,’ zei ik, ‘als iedereen alleen zou spuiten bij windstil weer zoals het moet en er enorme boetes zouden staan op overtreding.’ ‘Inderdaad,’ zei mijn broer, ‘officieel is het verboden om bij windkracht drie of meer te spuiten. Ik wacht altijd op de meest ideale omstandigheden, windstil weer, dan heb ik het meeste effect met de minste hoeveelheid bestrijdingsmiddel. Maar denk je dat iemand met 250 hectare land, die na een paar dagen regen waardoor onkruid lekker begint te groeien hoognodig 150 hectare gespoten wil hebben, gaat wachten op windstil weer? Nee, als er een mooie dag aanbreekt waarop het stormt, dan gaat de sproeikar gewoon het land in. Inspecteurs zijn er nauwelijks nog, en die er zijn, zijn op dit moment druk bezig in de slachthuizen waar nu weer een schandaaltje is met het doorlaten van zieke koeien. Dan weet iedereen in de akkerbouw: prima, die mannen zijn voorlopig elders zoet.’