Wat voor nieuws was dat nou eigenlijk? ‘Meer longkankerdoden in Nederland dan in meeste andere Europese landen,’ kopte De Volkskrant. Maar kon je die conclusie wel trekken? Zo’n beetje alle media plukten de volgende zinnen uit het bericht van Eurostat: ‘In de Europese Unie sterft een kwart van de bevolking aan kanker en van hen 21 procent aan longkanker. In Nederland ligt dat laatste cijfer hoger: 24 procent.’ Ik ging zelf op onderzoek uit bij Eurostat en daar zag ik dat óók het percentage sterftegevallen door kanker in Nederland hoger is. In de EU is kanker dus bij een kwart van de sterfgevallen de doodsoorzaak, maar in Nederland is dat 30 procent; en dan was er dat al genoemde verschil dat binnen die groep in de EU 21 procent aan longkanker sterft en in Nederland 24 procent. Dat laatste verschil, verklaarde een arts op tv, kwam doordat vrouwen in Nederland – kennelijk meer dan in andere landen – vanaf de jaren zeventig, tachtig en negentig waren gaan roken. Maar waarom kanker als geheel in Nederland relatief een grotere doodsoorzaak is dan in de meeste andere Europese landen? Dat zag ik nergens uitgelegd. Dus zocht ik weer verder. Bij relatieve cijfers werkt het zo dat als een ding flink hoger is, iets anders flink lager moet zijn en met een beetje zoeken vond ik dat ook. De sterfte aan hart- en vaatziekten is in Nederland relatief (veel) minder dan in veel andere EU-landen (al kunnen we niet tippen aan Frankrijk). Zou het kunnen dat Nederlanders dankzij uitstekende preventieve hart- en vaatzorg niet meer doodgaan aan hart-gerelateerde ziekten, en daardoor – omdat we toch ergens aan dood moeten gaan – relatief meer doodgaan aan kanker? Dan konden ook verschillen in leeftijdsopbouw tussen de landen nog een rol spelen. Ik begreep nog steeds niet waarom die percentages nieuws waren.
Gelukkig kwam in het bericht een zinnetje langs waar ik me wel iets bij voor kon stellen en wat pas echt de ernst van de situatie duidelijk maakte. In Nederland gaat ieder half uur iemand dood aan de gevolgen van roken, schreef de Volkskrant. Omdat ik dat behoorlijk massaal vond klinken, pakte ik onmiddellijk mijn rekenmachine en toetste 48 x 365 in. Gelukkig was er ook een linkje naar onderzoek van het RIVM, waarop deze uitspraak gebaseerd was. Het ging zelfs om 20 duizend doden, iets meer nog dan twee per half uur, ieder jaar opnieuw. De helft daarvan stierf aan longkanker, de andere helft aan nauw aan het roken verwante ziektes. Ik ging weer zoeken en concludeerde dat dat ongeveer overeenkomt met het uitsterven van de complete bevolking van het Groningse Haren, en dat ieder jaar opnieuw. Is 20 duizend doden per jaar veel? Voor een vermijdbare doodsoorzaak zeker. Er zijn mensen die zeggen: je moet toch ergens aan doodgaan, maar ik zie sinds kort wat het voortraject is. Onze buurvrouw heeft sinds een paar maanden zogenaamde etalagebenen: in het ene been is de bloedcirculatie nog maar vijftig procent van wat het zou moeten zijn, in het andere been tachtig procent. De pijn is er iedere seconde van de dag, alsof haar benen gaan exploderen, lopen is een hel, maar ook de enige remedie om de situatie te verbeteren, en alhoewel ze het tegenovergestelde van kleinzerig is, is ze van een sterk aanwezige, hyperactieve vrouw veranderd in een moeizaam hippend vogeltje dat nauwelijks nog zingt. Een typische rokerskwaal, zei ze, of in haar geval: een meerokerskwaal, ze rookt al vijftig jaar mee met haar man. Waarom maken VVD en CDA het staatssecretaris Blokhuis in zijn strijd tegen het roken (en het voorkomen van verschrikkelijke rookziektes) zo moeilijk?