Ik liep naar de framboos en net toen ik de brug van de vijver was overgestoken en met mijn vingers voelde of die eerste rozerode vrucht die eergisteren nog glom maar nu dof was, makkelijk losliet, hoorde ik meerstemmig gepiep uit het hoge vogelhuis. Nu was het geen vermoeden meer wat al dat af- en aangevlieg van de koolmezen betekende. Ik stak de framboos die zich makkelijk van de witte bloembodem liet schuiven, in mijn mond en zwaaide naar de schuifpui waarachter ik een schim van R zag. Opgewonden wees ik naar het vogelhuis en daarna naar mijn oren en toen weer naar het vogelhuis. R begreep het. Mijn mondhoeken krulden tot ze bijna mijn oorlellen raakten. Zo bleef ik zeker vijf minuten staan. Daarna plukte ik de eerste aardbei.