Mijn oudste zus was bruidsmeisje, op een van de foto’s draagt ze de sleep van de trouwjurk van mijn tante. Ze zal toen – vandaag op de kop af vijftig jaar geleden – een jaar of twaalf geweest zijn. Op een andere foto zit mijn tweede zus – bloempotkapsel, klein van stuk voor een zevenjarige – helemaal links in een houten bank, de plek naast haar is leeg, haar kniekousen zijn wit, net als de kraag van haar jurkje waarop een ruitmotief. Centraal op de foto mijn oom en tante, ze kijken ernstig, waarschijnlijk wijst een ambtenaar van de burgerlijke stand hen op de wettelijke rechten en plichten die met de handtekeningen komen. Trouwen is vóór alles een zakelijke regeling, dat vergeten erg verliefde mensen nog wel eens. Ik slinger de foto op de zussenbroer-app en al is de foto in zwartwit de zus van het ruitmotiefjurkje weet de kleuren nog precies: roze, appelgroen en wit. ‘Mijn jurkje kwam voor het eerst uit een echte winkel,’ schrijft ze, ‘niet zelfgemaakt. En mijn eigen keuze.’ Daarom is ze het nooit vergeten. Ik heb ook zo’n herinnering, aan een stoer, kort zomerjackje, ook ruitmotief, een witte ondergrond met daarop heel veel horizontale en verticale strepen in blauw en rood en geel dat ik helemaal zelf mocht uitkiezen en dat dus speciaal voor mij en mij alleen gekocht werd. Hyper was ik. Ik meen dat we het bij C&A kochten, daar waar een beveiliger mijn vader en mij streng toesprak omdat we met een ijsje naar binnen wilden lopen. Mijn oudste zus, het bruidsmeisje, zegt dat haar jurk wel van onder de naaimachine kwam, maar zij had dan weer nieuwe schoenen gekregen en ook witte handschoentjes. Ik schrijf dat ik die roze met appelgroene en witte jurk ook ken, want alle kleren kwamen door als was ik als jongste de zwaartekracht. Mijn broer vraagt: ‘En mijn jurk?’ Hij is soms erg grappig. Hij was toen anderhalf, ik zie hem nergens op de foto’s die ik heb, waarschijnlijk vonden mijn ouders hem te jong voor zo’n lange dag vol feestelijkheden. Ik was er trouwens wel bij, veilig in de buik van mijn moeder.