De tuinman haalde dit voorjaar zes grote tegels uit de achtertuin. In de vrijgekomen zes vierkante meter aarde zaaide ik een wild bloemenmengsel, dat volgens de verpakking genoeg was voor tien vierkante meter. Al snel kwam er veel groen naar boven, dat groen staat inmiddels meer dan kniehoog en begint nu te bloeien. Met de PlantNet-app leer ik mijzelf de namen van de bloemen. Dat gaat zo: ik maak foto’s van de bloemen, open de app, kies een bloemfoto en dan komt de app met suggesties. Er zijn bloemen zoals ik die als kind tekende: een steel met één bloem bovenop. De korenbloem ken ik inmiddels, hij is er niet alleen in korenblauw, maar ook in roze en wit en paars. Een zachtgele bloem met vier bloembladen blijkt een slaapmutsje en heeft ook een oranje broertje of zusje. Een bloem die er wel een beetje op lijkt maar dan in rood en met vijf bloedbladen heet scharlaken of karmozijn vlas. Dan zijn er twee margrietachtige bloemen: de oranje heet Kaapse goudsbloem, de gele luistert naar de naam middaggoud maar het kan ook een gele Kaapse goudsbloem zijn. Er zijn ook bloeiers die hun pracht in veelvoud langs lange stelen tonen. Het amandelroosje is daar een voorbeeld van en bloeit in fuchsiarose en zacht rozeoranje. Dan is er nog slangenkruid met roze en violette en lichtblauwe klokachtige bloemen. Klein maar zeer fraai is het wilde viooltje met zijn groene hart dan overgaat in wit om blauwviolet te eindigen. Door al dat kijken naar die wilde bloemenweiden vergeet ik bijna de vijver: het water is warm als lauwe soep. De linker waterlelie bloeit, maar op de niet bloeiende waterlelie rechts zitten zwarte beestjes op de stelen van het blad die boven het water uitsteken. Ik draai een aangetast blad om en daar zie ik ook beestjes, maar dan wit. Uit de ruimte onder het terras haal ik de twee fonteinen die daar in een emmer water hebben overwinterd, zet ze links en rechts van het bruggetje in de vijver en duw de stekkers in het stopcontact op de achterste paal van de pergola. Dat geeft het water weer wat lucht. Op internet zoek ik naar beestjes op waterlelies en wat er tegen te doen. Ik achterhaal niet wat het precies is: kever, luis, mot, maar wegknippen van alles wat aangetast is blijkt de enige remedie die strak volgehouden moet worden. Het aangetaste blad moet direct weg uit de tuin en in de kliko. Als ik met dat karweitje klaar ben determineer ik nog het fijne witte bloempje met geel hartje dat vanzelf is opgekomen en bittere scheefbloem heet. Wat al jaren vanzelf opkomt tussen de tegels en nu ook in een paar plantvakken is de gehoornde klaverzuring met zijn bruinrode blaadjes en piepkleine gele bloempjes. Nieuw tussen de tegels is dit jaar de witte klaver die met zijn kleine blad van drie deelblaadjes inmiddels een goede tien bij tien centimeter van de tegel bedekt. Daar wil ik er wel meer van.