Onze dirigent zegt dat de wijk niet pluis is, schietpartijen, foute auto’s, drugsvondsen, hij kan het weten, hij woont hier, maar op deze zonovergoten dag zie ik daar niks van. Ik heb vanochtend nog de lastigste loopjes van Yiddish Blues doorgenomen, en ben te vroeg hier, wandel naar de rivier, kijk naar de appartementen achter me die zes, zeven verdiepingen hoog zijn. Als je daar woont, is je uitzicht fantastisch. Ik haal de saxofoonkoffer van mijn rug, zet die naast me op een bankje, kijk uit over het water. Als het bijna één uur is, loop ik naar het plein waar het gaat gebeuren en waar het al gezellig druk is. Er is showband, een poppentheater, een podium onder oranje circusdoek, tafels waarop wordt gebakken en geroosterd, zitjes met veel oude dames, een bar, een open knutseltent voor de kinderen. Voor ons treedt een smartlappenkoor op en dan nog twee jongens die rappen en hiphop doen. De sfeer zit er lekker in. Kinderen rennen rond. Tussen het poppentheater en het podium stemmen we op het apparaatje van de dirigent. Ik geef mijn telefoon aan R, hij zal foto’s maken. Als de hiphopjongens klaar zijn en hun mengtafel van het podium wordt gehaald, tillen wij onze muziekstandaards en instrumenten het podium op. Het waait flink. De fluitisten zetten nog wat extra knijpers op hun bladmuziek, ik heb alles in een map gestopt, ik hoop dat het blijft staan. Een technicus schuift wat met microfoonstandaards, richt ze. Dan worden we aangekondigd. Dat is het lekkerste moment na een uur wachten, rondhangen, de spanning voelen, en het bijna los gaan. R maakt niet alleen foto’s, maar neemt ook vier van de zes nummers helemaal op. Ook al waait er ergens muziek van een standaard en wappert er bij mij ook een blad om, en gaat een mooi kereltje met zijn grote plakken bananenchips verleidelijk voor de neus van de basklarinettist staan dirigeren, we blijven behoorlijk in elkaars pas; R zegt dat het heel goed klonk, en dat zegt hij niet zomaar. Zo voelen we ons ook na afloop als we met onze gele bandjes en de plastic muntjes gratis drinken halen en kijken naar de vreemde eend in zijn groene struisvogelpak die eieren uitpoept in een koekenpan en de kinderen laat gillen dat wat hij doet vies en ondertussen praten we over het rommelige gezicht van sterven omdat dat actueel is. De dirigent vraagt of ik een stukje wil schrijven, een soort persbericht van ons ensemble, onze muziek, iets wat we aan een een speaker kunnen geven. Nu moest hij alles uitleggen, wat klezmer is, wat tango is, wat choro.