Misschien kon ik het ooit als kind: met platte voeten gehurkt op de grond zitten. Ik heb er geen herinnering aan, er zijn ook geen foto’s die als bewijs kunnen dienen. Wat ik wel weet is dit. Zodra ik in de afgelopen dertig jaar een kind of een volwassene in deze gehurkte positie zag, voelde ik jaloezie en zei ik tegen mezelf: die mensen zijn uit andere klei gebakken. Soms deed ik een poging, maar die bleef altijd steken: óf met platte voeten op de grond maar met de billen hoog in de lucht, óf in hurkzit maar met de hakken ver van de vloer. Daarmee had ik mijn stelling bewezen. Sinds maart doe ik crossfit: een combinatie van gymnastiek, atletiek en gewichtheffen. Ik leer heel veel nieuwe woorden, waaronder de squat. De squat is een hippe naam voor de hurkzit met de voeten plat op de vloer. Wallball is ook een term uit de nieuwe taal die altijd samengaat met de squat. Je neemt een zware, niet stuiterende bal in je handen, je gaat met je gezicht dicht bij de muur staan, je houdt de bal voor je gezicht, je maakt die hurkzit met de voeten plat op de vloer, komt dan omhoog, werpt de bal tegen een groene lijn hoog op de muur, vangt de bal op en gaat met die bal weer door de knieën. En dat twintig keer, veertig keer, honderdvijftig keer. Omdat ik voor die crossfit betaal, ga ik er iedere week heen en omdat ik er ben wil ik de oefeningen zo goed mogelijk doen. Dus ben ik tijdens onze wandelvakantie de hurkzit dagelijks gaan oefenen. Net als trouwens het afrollen van het bovenlijf met gestrekte benen tot de handen de grond raken. Het werkte allebei weldadig voor de moe gewandelde benen, maar belangrijker: ik wist de billen steeds lager te krijgen tot ze nu zelfs lager komen dan de knieën. Na dertig jaar ben ik een drogreden armer.