Het lijf is in de lange warme zomer gewend geraakt aan dertig, zelfs veertig graden en nu voelt twintig graden in de keuken kil. ‘Brrr,’ zegt R die zijn handen tegen elkaar wrijft en aan het puntje van zijn neus voelt. We hoeven alleen maar het klepje van de thermostaat omhoog te klappen, het wieltje naar de dagstand te draaien en een temperatuur te kiezen die boven de huidige ligt en dan slaat boven in huis een machine aan die aardgas gaat verbranden en daarmee water verwarmt terwijl onder in huis een pomp stroom gaat trekken om dat warme water door alle buizen te verspreiden. ‘Maar ja,’ zegt R, ‘dat mag natuurlijk pas na 1 oktober,’ waarbij hij naar mij kijkt. Ik heb van ons energieverbruik een sport gemaakt. Iedere eerste dag van de maand open ik de deur van de meterkast, maak met mijn telefoon een foto van de meterstanden, typ die standen in een excel-bestandje dat ik speciaal daarvoor heb gemaakt en dankzij een paar formules rolt vanzelf het maandverbruik en het jaarverbruik tot nu toe op het scherm en kan ik de nieuwste cijfers vergelijken met de vorige maandgemiddelden en met de cijfers van een jaar geleden. Dat excel-bestandje is makkelijk, maar met pen en papier kun je exact zo’n zelfde tabelletje maken en bijhouden. Vrijwel altijd kan ik daarna tegen R en mezelf zeggen dat we goed bezig zijn. Die 1 oktober-grens heb ik nooit genoemd, maar dat is effect van een wedstrijd: ook al ben je alleen toeschouwer, je kunt zo enthousiast raken door het spelletje dat je nieuwe regels aandraagt om de kans op succes te vergroten. Voortbordurend op die 1 oktober bedenk ik alweer een nieuwe, hogere lat: we kunnen ook kijken hoe lang we het aanzetten van de verwarming kunnen uitstellen. Dankzij de steeds langere zomers en hogere temperaturen is dat trouwens niet eens zo moeilijk. In de tussentijd doen we als de dieren en zoeken we de gunstige plekken op: boven in de werkkamer zit over de hele breedte een raam en door dat raam komt van ’s ochtends vroeg tot ver in de middag zon (als de wolken niet in de weg zitten) . Ook het waxinelichtje dat de thee in mijn theepot warm houdt, draagt zijn steentje bij. Ik hoorde laatst een speleoloog op de radio vertellen dat hij in zijn uitrusting altijd een waxinelichtje heeft vanwege de geweldige hoeveelheid warmte die daar vanaf komt. Een extra paar sokken en een vest of trui doen binnen vijf minuten trouwens ook wonderen.