Strandwandeling, dagkaartje

Vriend P die in München woont, was een paar dagen bij zijn 94-jarige vader in Tiel om te kijken of zijn vader de reis van duizend kilometer voor de bruiloft van zijn kleindochter aan zou kunnen, en op welke manier. Nu P wist hoe het moest – niet met het vliegtuig zoals een paar kleinzonen hadden voorgesteld, maar met de trein in gezelschap van een zus van P – had hij zin in een strandwandeling. Hadden wij tijd? R niet, ik wel.

Ik kocht twee RET-dagkaartjes; die kosten acht euro per stuk, een enkele reis naar Hoek van Holland Haven kost al 6,83 euro. We stapten in de metro, P wilde graag bij het raam zitten. Bij Marconiplein kwamen we weer boven de grond en vanaf Vlaardingen begon hij enthousiast te wijzen en vertellen. Hier was hij als kind veel geweest, bij zijn opa en bij ooms en tantes; in de trein – één oom was conducteur –, bij Shell, een andere oom werkte daar, op vissersboten, zijn opa had altijd gevaren en veel familieleden verloren op zee. Als het aan opa had gelegen, hadden zijn zoons direct na de lagere school ook de zee opgegaan, of gaan werken in een kistenfabriek. Het was oma die besloot dat haar jongens moesten doorleren. Ik zei: ‘Je hebt vrouwen nodig om de cirkel van dood te doorbreken.’

We liepen van de haven naar het strand en vervolgens noordwaarts. Aan het einde van de zogenaamde zandmotor voorbij Ter Heijde waar op natuurlijke manier de duinen worden versterkt, moesten we even onze schoenen en sokken uitdoen, omdat we geen plek vonden waar de geul voldoende ondiep was. In het koele zand liepen we onze voeten droog.

Het was half drie toen we ter hoogte van Kijkduin waren, ik haalde twee mandarijnen uit mijn rugzak, gaf er één aan P, we besloten dat we prima konden doorwandelen naar Scheveningen. Toen we aan de Scheveningse haven ergens gingen zitten voor koffie en thee en appeltaart, hadden we precies vier uur en 22 kilometer gelopen. P dacht dat hij nog niet eerder in zijn leven zoveel kilometer op één dag gelopen had. ‘Echt?’ vroeg ik. Als we bij hem in München zijn, rijden we vaak naar de bergen om te wandelen.

Met tram 11 reisden we langs de Haagse markt, waar P een andere keer nog eens naartoe zou gaan, naar Den Haag Hollands Spoor. P was er nog nooit geweest, vond het een heel mooi station. Hij had eerder zo’n mooi, oud station gezien, maar wist niet meer waar. In de trein liet hij me een foto zien van een prachtige oude overkapping, ik zei: ‘Den Bosch,’ want zag in een hoek van de foto de oprit waarover auto’s de inmiddels opgeheven autoslaaptrein in kunnen rijden. Dat kan volgens mij alleen in Den Bosch. Ja, dat kon kloppen, daar was P met zijn vrouw en kinderen een keer vanuit Tiel naartoe gegaan om te winkelen. Bij Schiedam stapten we met het dagkaartje op de metro.

‘Ik zal vanavond lekker slapen,’ zei ik toen we weer thuis waren en P aanstalten maakte om naar zijn vader terug te rijden. Ik kleedde me om en maakte snel wat eten. Het leek heel aantrekkelijk om nu lui op de bank te gaan zitten met de benen omhoog, maar ik had gezegd dat ik vanavond bij de muziekrepetitie zou zijn. Volgens mij kon ik wel weer blazen na de operatie. Ik deed de saxofoon op mijn rug en reisde met het dagkaartje naar de stad. Iedereen was blij dat ik er weer was. Ik had geen moeie benen meer.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.