Gisteren schreef ik zijn naam nog op en nu was hij dood. Jules Deelder. Van mijn jongste zus kreeg ik voor mijn zeventiende verjaardag zijn dichtbundel Moderne gedichten. Voorin had de dichter met zwarte vulpen geschreven ‘Voor een liefhebster van den dichter’. Samen met Een gondel in de herengracht van Patricio Canaponi en Opwaaiende zomerjurken van Oek de Jong waren het de eerste drie literaire werken op de houten boekenplank in mijn tienerkamer, naast de kinder- en woordenboeken.
Op pagina 30 het gedicht ‘Gedicht voor Land- en Tuinbouw’
Voor het eerst een merel / horen zingen. / Het eerste wilde viooltje / gevonden. / De kastanjes in bloei.
Het eerste speenkruidbloempje / gezien. / De eerste zwaluw waargenomen. / Voor het eerst gegeten zonder / lamp.
Bloeiend klein Hoefblad / gevonden. / Voor het eerst een koekoek / gehoord. / Het eerst gras gemaaid.
De kersenbomen bloeien. / De peren in bloei. / De appels in bloesemtooi. / De eerste aardbeien. / De aalbessen rijp.
De kersen rijp. / De haver op het veld rijp. / De eerste peren. / De laatste maaltijd zonder / lamp.
De eerste appels. / De eerste druiven. / Het laatste bad in de open / lucht. / Het vertrek van de zwaluwen.
Het laatste gras gemaaid. / Voor het eerst de kachel aan. / De eerste rijp. / De laatste roos. / De eerste sneeuw gevallen.
De tijd heeft het rood uit de rug van de dichtbundel getrokken, onverminderd zwart zijn de letters: J.A. Deelder Moderne gedichten.