We aten grutten. Ik geloof niet dat ik ooit eerder grutten op had. Ongekookt leken ze op hazelnootkleurige mini-beukennootjes en op de verpakking stond dat het boekweit was, maar de doppen waren er vanaf en zonder doppen heet boekweit grutten. Op Wikipedia las ik dat je van grutten meel kunt maken om daarmee pannenkoeken te bakken bijvoorbeeld, glutenvrije pannenkoeken, maar in het recept dat ik aan het volgen was, moest ik de grutten toevoegen aan kort aangefruit komijn- en korianderzaad om het daarna te overgieten met water. Na vijftien minuten pruttelen proefde ik of de grutten gaar waren. Nog niet helemaal, ik voegde een beetje water toe. Toen de grutten een goede bite hadden liet ik ze onder een deksel droog stomen. Daarna voegde ik citroensap toe en peper en zout en proefde ik. In de oven stonden al een uur partjes biet en partjes ui met flink wat tijmtakken in het nat van olie, balsamicoazijn en bouillon te garen. Ik haalde de schaal uit de oven en dekte die af met aluminiumfolie. Ik draaide de oven iets lager en schoof een bakplaat met daarop in stukken gescheurde boerenkool vermengd met wat olie, peper en zout de oven in. Na acht minuten pakte ik twee kommen, schepte wat grutten onderin, legde daarop stukjes feta en de bietjes met ui en sprenkelde wat van het nat erover. Helemaal bovenop legde ik een handje boerenkoolchips.
R proefde de chips en zei: ‘Knap.’
Knapperig was het zeker.