In de koelkast nog twee stronken witlof en een zoete aardappel, op de fruitschaal drie peren. Op de site van Landzicht vind ik dit recept: witlofpastinaakstamppot met gebakken peren. Melk heb ik in huis, honing ook, net als een klontje boter, blauwe schimmelkaas en walnoten. Niet in huis: aardappelen. Ook pastinaken heb ik niet, maar R zal blij zijn als de pastinaak wordt vervangen door zoete aardappel.
R en ik lopen naar de supermarkt. De biologische aardappelen zijn in de aanbieding. Ik kies een zakje kruimige. Ook pak ik een stronkje witlof. Van witlof kun je nooit teveel eten.
Weer thuis schil ik alle aardappelen, doe ze in een ruime pan met water en laat ze gaar worden. Ondertussen snij ik de witlof in smalle reepjes en de blauwe schimmelkaas in kleine stukjes. Ook warm ik een beetje melk in een steelpan en doe ik een klontje boter in een kleine koekenpan. Als de melk bijna kookt, draai ik de knop naar nul, haal de pan van de kookzone en zet de koekenpan met de boter op de nog warme zone.
Ik steek een mesje in de aardappelen: gaar. Ik giet af, stamp, doe de warme melk erbij, doe wat water in de lege steelpan en zet die in de gootsteen, stamp opnieuw, zet de stamper in het laagje water in de steelpan, doe dan de witlofreepjes en de blauwe kaas bij de gestampte aardappelen en roer alles met een houten lepel door elkaar. Ik schuif de koekenpan met de inmiddels gesmolten boter naar achteren, zet de stamppot op de vrijgekomen kookzone en draai de knop naar één. De koekenpan zet ik op de nog hete zone van de aardappelpan en draai daar de knop naar drie.
Ik bevoel de peren op de schaal. De meest rijpe schil ik, snij ‘m door midden en de twee helften ook weer doormidden. Ik haal de klokhuizen eruit en snij alle stukken nog een keer in tweeën. Als de boter bruist legt ik de acht stukken peer voorzichtig in de koekenpan.
Ondertussen weeg ik vijftig gram walnoten af. Die leg ik op de snijplank en hak ik voorzichtig met het nieuwe groentemes dat ik vorige week bij Ikea kocht in grove stukken. Af en toe schud ik de koekenpan een beetje heen en weer. Als de onderkanten van de peer lichtbruin zijn draai ik de stukken om. Ondertussen roer ik de stamppot nog een keer goed door. De blauwe kaas is lekker gesmolten. Ik doe het deksel niet terug op de pan maar zet in plaats daarvan de borden die we straks gaan gebruiken erop. Even de kou eraf halen. Als de peer ook aan de andere kant mooi lichtbruin is, sprenkel ik honing over de peer en laat die even goed smelten tot de peer aan alle kanten goed met honing bedekt is.
Ik zet de lauwe borden naast de pan en schep op het midden van ieder bord twee mooie bergjes witlof-blauwe-kaas-(zoete)aardappelstamp, en laat een zelfde hoeveelheid in de pan achter. Uit de koekenpan schep ik voorzichtig stukken peer: op de top van elk bergje drapeer ik twee stukken. Daaroverheen strooi ik wat gehakte walnoten. Ik zet de borden op tafel.
‘Whow,’ zegt R, ‘dit kan zo op de restaurantkaart.’ De restaurantkaart is een kaart waarover R en een goede vriend fantaseren als we weer eens gezamenlijk heerlijk eten. In die fantasie is een huiskamerrestaurant waarin die vriend kookt en R tussen de tafeltjes doorloopt en een babbeltje maakt met de gasten. Nooit wordt duidelijk wie de afwas doet.