Zijn eerste viooldocent zei: het mooiste dat je kan overkomen is dat je je blijft bekwamen en je hele leven met plezier blijft spelen. ‘Nou,’ zei E, ’terugkijkend kan ik zeggen dat die docent gelijk heeft gekregen.’ Ik had E vaker gezien op de verjaardagen van M. Hij was brozer geworden, maar nog altijd jong van geest voor zijn 84 jaar. Viool en altviool speelde hij. Hij had in die bijna zestig jaar vioolspel tien verschillende docenten gehad. ‘Het eerste wat ze doen is de fouten die de vorige docent je heeft aangeleerd, slopen.’ Hij lachte. Zijn voorlaatste docente had hem zuiver leren spelen, vertelde hij. Toen was de cirkel rond: de techniek was in orde, het gevoel voor ritme ook, en nu was de klank ook nagenoeg perfect. Al jong was hij in strijkkwartetten gaan spelen, of had ze zelf opgezet, en dat deed hij nog altijd. Optreden ook, niet dat hij dat nog nodig vond, maar zijn huidige kwartet had een jonge leidster die ze graag het podium opstuurde. Beethoven was de meester van de strijkkwartetten, zei E, Brahms gooide zijn eerste strijkkwartetten weg vanwege zijn eerbied voor Beethoven. E hield van de strijkkwartetten van Brahms.
Ik vertelde E over mijn eerste streken op het cellopad. Hoe heerlijk ik het vond om dagelijks de cello te pakken en te gaan strijken en oefenen, hoe anders dat was met de saxofoon. ‘Hij knikte. ‘Al is het maar tien minuten per dag,’ zei E. ‘Het is pure meditatie. Je bent zo gefocust, er is echt geen ruimte om aan iets anders te denken.’
Zou meditatie om mijn to-do-lijstje staan, dan kon dat er nu fluitend af.