83

’83 kilo,’ zegt R. Ik frons een rimpel boven mijn neus. Da’s een kilo minder dan twee dagen geleden. En heel wat kilo’s minder dan, ja, dan wanneer? ‘Je hebt me toch altijd slank gewild?’ zegt hij en omhelst me. Ik leg mijn handen op zijn taille waar zolang als ik hem ken houvasthammetjes zitten – het woord love handles ontdekte ik pas toen R een ‘Life begins at 30’-beker kreeg met daarop ook woorden als hair loss, cholesterol en crows feet. Nu voel ik onder mijn handen niet veel meer dan de restanten van een sneeuwpop na vier dagen dooi.

Veel trek heeft R niet, ja, in vla, in appeltaart, in Bossche bollen, in chocolademelk. Maar alles bescheiden, kleine porties. Koffie is al weken vervangen door thee. Dat kan het gewichtsverlies verklaren. Maar wat verklaart dan weer die geringe trek? Ik ken R niet anders dan dat hij zelfs bij misselijkheid gewoon dooreet. Gisteren maakte ik met de venkel en de bleekselderij die er nog waren een couscoussalade met kruiden en walnoten. Toen hij die zag, zuchtte hij diep. ‘Je weet toch dat ik dat veel te zwaar vind.’

Ik weet niks meer. De kant-en-klare supermarktnasi met onduidelijke kipstukjes in vette satésaus ging er twee weken geleden prima in, evenals dikke erwtensoep, maar gewokte groenten zijn zwaar. Alles waar de tanden nog een duwtje op moeten geven, noemt hij rauw, zijn handen bedwingen zich om het bord niet weg te schuiven. Al veel langer is er iets met snijbiet en groene kool, met knolselderij en pastinaken, de aanblik of de lucht kan al te zwaar zijn. Het is zielig om te zien, het lange tandengeprik van zijn vork in dat loden voedsel. De couscoussalade viel gelukkig toch heel erg mee, er was eigenlijk niks aan de hand. ‘Sorry voor mijn gezeur over het eten gisteren,’ zegt hij iets na de melding over die 83 kilo.

Vandaag maak ik krieltjes uit de oven en daarbij gebakken sla met velderwtjes, een gekookt eitje en wat feta. Ik kijk hoe R de gewokte sla blad voor blad in stukjes van hooguit een halve centimeter snijdt en van het ei piepkleine dobbelsteentjes maakt: de kruimels roert hij door de velderwtjes. Van de krieltjes snijdt hij dunne plakjes, ieder plakje besmeert hij dun met mayonaise en stopt die dan in zijn mond. Ik heb alle tijd om te kijken, mijn bord is allang leeg.

‘Niet de feiten maar het verhaal dat we maken is van belang,’ zei schrijfster Judith Schalansky dit weekend in Trouw. Hoe beperkt een mens zich tot de feiten voor het lijden onder wat hij over die feiten denkt, begint? Ik zit op mijn handen, maar soms fladderen die handen los, dan ben ik een ongebakerde baby. Zijn er nog bakerdoeken in de winkel?

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.