Acht uur. Er hangt een grote bonte specht aan het vogelpindakaaskooitje. Niet het vrouwtje van de vorige keer, deze heeft een rood vlekje achter op zijn kop, een mannetje dus. Vroeg opstaan loont. R kust me, stapt in de auto, ik pak de boodschappentas, ga ook naar buiten, alle huizen slapen nog, onderweg een potpourri van vogelgezang, één hardloper, één wandelaar. Achter de supermarkt houden twee vakkenvullers de zware trolly’s tegen die van de laadklep van de vrachtwagen rollen.
In de supermarkt niet meer dan een handvol klanten. Vroeg opstaan loont. De jongen bij het brood heeft net een nieuwe lading luxe broodjes afgebakken en is ze aan het verpakken. Even doorlopen, wel in de gaten houden, dan terugkomen en pas als hij klaar is met het in de bakken leggen van de broodjes kijken of R’s favoriet erbij zit. Dus niet zoals die vrouw omhoog reiken naar de croissants op nog geen twintig centimeter van de bijvullende jongen. Weer thuis met een gevulde boodschappentas is ook de grote bonte specht weer ten tonele, nu nog fotogenieker dan zo-even.
Op de Eten-app ondertussen de vraag hoe laat we gaan digi-brunchen. Ik schrijf dat R al aan het repeteren is, zo aan de bak moet, trek zal hebben als hij terugkomt, niet al te laat dus. Vriend M zegt dat hij naar R gaat luisteren, ‘half tien toch?’, ik zeg dat de dienst tegenwoordig ook live op YouTube te zien is, de techniek is iedere week beter. Ik stuur een link, die blijkt te linken naar een eerdere dienst, maar M heeft de goede link al gevonden, hij stuurt een foto van zijn iPad-scherm met het glas-in-lood aanvangsbeeld, waarin zijn contouren gespiegeld zijn, hij zwaait, klaar voor de start. Ik zelf moet nog even hard zoeken maar dan zit ik ook live klaar voor de live-uitzending.
In de kerk is een verrassing voor R, ik weet ervan, in de banken staan foto’s van de mensen die zonder deze bijzondere toestand gewoon in die banken zouden zitten met al hun warmte, kloppende harten, ademhaling, glimlachen, tranen. Ik heb ook een foto opgestuurd, iemand zou die printen en neerzetten. De verrassing komt precies op tijd, gisteren zei R nog: ik weet niet hoe lang ik dit volhou, zingen, bidden, overdenkingen houden in een lege kerk.
Deze keer is er live muziek: een pianist, percussionist, bassist, gitarist, klarinettist. Allemaal op voldoende afstand van elkaar. En natuurlijk een organist. De pianiste en R zingen. Samen, om en om, tweestemmig. Het werkt goed, brengt leven, beleving. Later krijgt R een filmpje: een van de kinderen in zijn kerk speelt thuis voor de tv tijdens de live-dienst mee met een van de liedjes op haar blokfluit, haar vader houdt haar muziekmap open.
Vanaf kwart over twaalf proberen we in de vriendengroep ook zo’n samengevoel te maken. We doen het eerst met beeldbellen via WhatsApp, al heeft dat de beperking van maximaal vier mensen. C die de hele week vanuit huis een schoolklas aan de praat houdt en ergens hoopt dat de scholen snel open gaan – ze heeft naast het vinden van lesmethoden voor de kinderen haar handen vol aan ouders die plotseling ook alles willen begrijpen maar veel minder snel van begrip zijn dan de kinderen en voor wie ze dus maar een heel document heeft geschreven over de rekenmethode – gaat ons ondertussen op haar computer uitnodigen voor Google Meet. Prima, we zwengelen een van de laptops aan, vriendin M die geveld is door migraine, komt even haar bed uit om haar laptop te pakken, ondertussen staat de WhatsApp-verbinding gewoon open via de telefoons en kletsen we door en pellen ondertussen een eitje. Drie huizen, zeven mensen, minstens zeven smartphones, zeker vijf laptops, dan nog wat iPads, vaste computers: op welke schaarse grondstoffen draaien die apparaten ook alweer?
De Google Meet-beeldkwaliteit is schokkerig, misschien toch Zoom? Heeft iemand een account? Vriend M die we in zijn keuken bezig zien met een mixer, stuurt een link. Nu zijn we allemaal aan het zoomen. R en ik zijn inmiddels wel zo’n beetje uitgegeten, in het huis waar net de mixer nog in beeld was, kunnen ze aan tafel, met zoon T spreek ik af dat ik ‘m straks nog een fijne sportchallenge ga sturen, bij zieke M heeft dochterlief scrumbled eggs gemaakt, maar misschien is het nu toch beter voor M om haar zware ogen te sluiten, het pijnlijke hoofd rust te geven.
Met het andere huis kletsen we nog door tot ook daar de brunch ten einde loopt. Ze verhuizen naar een balkon voor wat zon op de wangen, zoon T gaat boven op zijn bed liggen met de telefoon van M. Wij zitten inmiddels op de bank met op mijn telefoon de Zoom lifeline. Omdat T door de toestand plotseling veel eerder klaar is met school, en best veel in zijn bed ligt, al vindt hij dat zelf geen enkel probleem, opperen we vrijwilligerswerk, de Voedselbank. R scrollt, vindt vacatures, T zegt dat hij zich gaat melden. Echt! Die heerlijke lach van een zeventienjarige die weet hoe volwassenen soms over zijn voornemens denken. Maar nu gaat hij eerst met een vriend gamen. Online. Dag, dag, was gezellig, dag. Hij doet de telefoon uit, de telefoon van M die deze hele sessie host, dus is de sessie over.
Met T’s ouders op het balkon in het zonnetje beeldbellen we nog even via WhatsApp.
Pasen 2020.