Die eerste keren dat de rode speedrope twee keer in één sprong onder mijn hardloopschoenen doorging, was mazzel. Ik wist er maximaal vijf achter elkaar te maken, vijf doubles, met iedere keer een single ertussen. De volgende dag probeerde ik het succes te herhalen, maar dat bleek nog knap lastig. De dag daarop leek ik dit setje toch in de vingers te hebben. Single, double, single, double, single, double. Dat het kabeltje na twee, drie of vier keer toch doodviel kwam doordat ik niet hoog genoeg opveerde. Om dat te compenseren ging ik mijn benen optrekken, maar behalve dat dat veel te veel energie kost en mijn gympen met steeds meer lawaai op de terrasvloer landden, ongelijk als de wielen van een Boeing tijdens windkracht tien, neigde mijn lichaam steeds meer naar voren te vallen. Beter is om met een zo recht mogelijk lijf hoger te springen, dan gaat het opveren een stuk makkelijker. Dat oefende ik.
T, met wie ik op Whatsapp trainingen uitwissel om onszelf in conditie en op kracht te houden, en die tijdens mijn leercurve langs kwam, vroeg of hij het ook mocht proberen. Die liet dat kabeltje dus zonder aarzelen direct twee keer onder zijn voeten doorgaan.
Vervolgens werd het zaak om door te gaan draaien, anders zou ik zo gewend raken aan single, double, single, double, dat ik dat eerst moest gaan afleren voor ik kon beginnen aan double, double, double, double. Ik begon met het geluid, het nieuwe geluid dat ik moest gaan horen. Niet langer swoef-swoef swooooef, maar continu swoef-swoef swoef-swoef. Ik maakte het geluid hardop, daarna oefende ik de beweging met mijn handen, tak-tak, tak-tak, tak-tak. Toen ging ik het proberen. Eerst lukte het niet en toen wel, mijn eerste twee doubles achter elkaar draaide ik op Koninginnedag. Ik oefende door, maar meer dan twee achter elkaar, met misschien alleen in mijn verbeelding een keer drie, zat er niet in.
Vandaag op de dag van de arbeid ontdek ik dat ik ook iets aan de stand van mijn handen moet doen, want de kabel komt tegen de mouw van mijn shirt, verliest zo snelheid, maakt soms zelfs pijnlijke zwiepers op de bovenkant van mijn handen. Ik moet de handvatten naar buiten laten wijzen. Ja, dat helpt, soms raakt de kabel niet eens de grond meer.
Nu komt het erop aan al die onderdelen op de juiste manier te gaan assembleren, als in een stofzuigerfabriek: de sprong – zo hoog en langzaam mogelijk –, de handtechniek – zo klein en snel mogelijk –, de timing tussen die twee, ik vermoed dat ik mijn handbeweging ten opzichte van de sprong moet vervroegen. Een heel enkele keer voel ik wel dat het er op een bepaald moment zo maar kan zijn, dan vlieg ik al een beetje, en dan ben ik zo verwonderd dat ik spontaan niet meer weet hoe ik dat moet volhouden waarna de kabel venijnig op een teen of de bovenkant van een hand tot stilstand komt.
Kuitenbijters zijn het trouwens ook, die doubles.