Sommigen spraken over oorlog en grepen de bestrijding van het virus aan om tanks uit de kazernes te halen en ongelimiteerde noodwetten door het parlement te jassen. Anderen spraken over zelfmoord omdat ze wisten dat de wereldwijde lock downs veel meer slachtoffers gingen vergen dan Covid-19, vanwege massaal geen werk, geen inkomen, geen eten, landen failliet, ten onder aan schulden, geen geld meer voor fatsoenlijke gezondheidszorg. Weer anderen zagen een massale angstreactie – angst voor de dood, angst voor het lijden, angst voor Italiaanse, Spaanse, New Yorkse toestanden, angst voor chaos, angst voor rijen wachtende ambulances waarin hun dierbare stierven, angst voor dag en nacht draaiende crematoria die zelfs op 4 en 5 mei niet stopten – waarna niet het virus zelf maar de controle van het virus (met als afgeleiden: controle over het aantal besmettingen, controle over het aantal ic-bedden, controle over het gedrag van de bevolking) de obsessie was geworden. Omdat we het niet meer kunnen: leven in een wereld die niet te controleren is.
Ik kauwde een poosje op die woorden – oorlog, zelfmoord, controle – en groef ondertussen een gat voor één van de twee vetplanten met prachtige roze bloemen, bitterkruid, Lewisia’s. We kochten ze gisteren in een klein tuinplantencentrum aan de rafelrand van de oude voormalige dorpskern IJsselmonde. Was het verantwoord om te gaan, vroeg ik aan R. ‘Tuurlijk,’ zei hij. Op de snelweg was het ouderwets vrijdagdruk, bij het plantencentrum viel het enorm mee. Lewisia’s zijn rotsplanten. Ik heb geen enkele ervaring met rotsplanten, maar wat niet is, kan komen. Dus las ik het een en ander en schepte ik uit de achterste border, waar ooit geel split voor een bepaalde uitstraling moest zorgen, flink wat stenige grond en vulde daar een lege pot mee.
Ik nam de pot mee naar het plantgat, zette de kleinste Lewisia in het gat, haalde ‘m er weer uit, maakt het gat ruimer en begon toen kiezelgrond onderin te scheppen. Ik schudde de Lewisia voorzichtig uit de pot en zette ‘m weer in het gat. Daarna pakte ik handjes kiezelgrond en verdeelde die rondom de plant, iedere keer de grond zachtjes aandrukkend tot het hele gat gevuld was.
Het hedendaagse patroon bij elke crisis, zei filosoof en psychiater Damiaan Denys vannacht in het radioprogramma Nooit meer slapen, is dat er iets gedaan moet worden, handelen, dat is wat we verwachten. In die context is het voor politici heel lastig om af te wachten. ‘Nadenken wordt niet meer beschouwd als een handeling,’ zei hij. Terwijl dat bij de oude Grieken de hoogste vorm van handelen was. Soms is niet-handelen, even wachten tot je meer weet, ook een verstandige reactie.
Toen de eerste Lewisia mooi stond te wezen ging ik opnieuw naar de achterste border om nieuwe kiezelgrond te scheppen en die mee te nemen naar de plek waar ik het tweede plantgat ging maken. In de aarde zaten witte luchtige wortels als korte rietjes, ik vermoedde dat het de aanvoerlijnen van de Afrikaanse lelies waren en daarom groef ik verder met mijn vingers om breuk zoveel mogelijk te voorkomen. Toen het gat diep genoeg was herhaalde ik alle handelingen van de eerste Lewisia.
Er waren onderzoeken geweest over de draagwijdte van druppeltjes. De Engelstaligen zat het niet mee, bij het uitspreken van stay healthy sproeiden de druppels bij de ‘s’ en de ’th’ veel en ver. Misschien, dacht ik, terwijl ik mijn handen aan mijn broek afveegde en de nieuwe aanplant bewonderde, konden we een poos zwijgen. De lippen op elkaar, langdurig. Urenlang. Misschien, heel misschien konden we met goed geboende handen en wangen zelfs dichter bij elkaar zijn dan die anderhalve meter, áls we onze kelen maar gesloten hielden.