Zondag aten we al Limburgse asperges met nieuwe Frieslanders en een sausje van een beetje melk, roquefort, gerookte zalm, gekookt ei en peterselie. En nu zat er een zak asperges in het groentenkrat van Landzicht. Ze zullen ze niet zelf telen of steken, daarvoor is de grond op mijn geboorte-eiland veel te zwaar, maar ze wisselen ook weleens producten uit met andere biologische telers die rechtstreeks aan de consument leveren.
Mijn oog viel op het recept van citroenrisotto met asperges, dat had ik al eens gemaakt, dat was erg lekker. Wat had ik nodig? Vierhonderd gram asperges, in principe was dit zakje genoeg, maar ik moest ze nog schillen, wie weet hoe lang het kontje was dat er nog af moest, een citroen, risottorijst, parmezaanse kaas, doperwten uit de vriezer, wat peterselie, ui, knoflook. Eigenlijk had ik alles in huis, maar ik had zin om naar buiten te gaan.
Ik wandelde naar het winkelcentrum, liep binnen bij Nektar, vroeg aan de eigenaresse die achter de naaimachine mondkapjes zat te naaien of ze de broeken van travelstof misschien al binnen had. Ze schudde haar hoofd. De groothandel was nog steeds dicht, nou ja, niet helemaal, maar wel de winkel waar zij naartoe wilde, omdat die zijn voordeur in het overdekte gedeelte had, en daar waren alle winkels nog dicht in tegenstelling tot de winkels met hun deuren onder de blote hemel. Die groothandel, zei ze, is net een soort winkelcentrum, alleen kun je er nooit één broek kopen, je moet altijd een serie kopen, dus die ene broek in vier maten. Maandag ging ze het weer proberen.
Daarna liep ik even binnen bij de groentevrienden. ‘Doe maar wat asperges,’ zei ik. Het werden er zeven en aan de wijzer van de weegschaal zag ik dat ik straks meer dan twee keer zoveel asperges zou hebben als in het recept stond.
Thuis begon ik met het schillen van de asperges. Ik pakte de rolmaat, keek hoeveel 2,5 centimeter was, sneed vervolgens alle asperges in stukken van ongeveer 2,5 centimeter, deed ze in een pan water en bracht ze aan de kook. Daarna snipperde ik een ui en een teen knoflook, fruitte die, woog minder risottorijst af dan in het recept stond – 175 gram in plaats van 200 – en roerde die door de glazige ui en knoflook, maakte ondertussen bouillon, bluste de rijst-ui-knoflook af met een scheut witte wijn, wachtte tot het vocht verdampt was en schepte toen een soeplepel bouillon bij de risotto, roerde, wachtte tot die verdampt was, schepte weer een lepel bouillon erbij, enzovoorts. Tussendoor raspte ik de schil van de citroen, perste de citroen, raspte een stuk parmagianokaas en sneed een bosje platte peterselie fijn.
Toen de asperges vijftien minuten gekookt hadden, goot ik ze af en toen de bouillon bijna op was, proefde ik de risotto. Die moest nog heel even, dus goot ik nog wat heet water bij de bouillon en schepte nog wat bouillon door de risotto. Daarna was het een kwestie van assembleren: ik deed wat laatste bouillon bij de risotto, roerde er een handvol diepgevroren doperwten samen met de aspergestukken door en wachtte tot alle vocht verdampt was. Vervolgens roerde ik de citroenrasp, drie eetlepels citroensap, de kaas en de peterselie er vlug door.
Eten maar. Die dubbele hoeveelheid asperges en iets minder risottorijst deden het gerecht meer dan goed. ‘Exquise,’ zei R.