Eén van de boerenpioenrozen die R jaren geleden kreeg van een man voor wie die rozen zijn levenswerk waren, ontvouwt iedere dag een heel klein beetje meer haar kleur. Felroze, nog dichtgevouwen als een gebalde vuist. Het gaat de eerste keer worden.
De hortensia die R van betrokken mensen kreeg om zijn werkkamer in de kerk mee op te fleuren, en die zo zieltoogde dat hij de plant voor de zomervakantie mee naar huis nam waar ik ‘m buiten zette toen we daadwerkelijk op vakantie gingen, en waar die bleef staan toen het winter werd en die sinds een maand of twee een plek in de volle grond heeft, krijgt bloemen. Niet groen zoals in die werkkamer, maar blauw. Schrale grond.
De klokjesbloem of campanula die altijd overleeft en zichzelf ook makkelijk verspreidt, bloeit alweer paars. De bijgekochte ezelsoren of stachys die ik op een rij onder de witte en de blauwe druif heb gezet, staan op het punt van bloeien, ook paars, de ezelsoren die er vorige herfst zijn ingegaan zijn zover nog niet. Hetzelfde geldt voor de beemdkronen of knautia, ook daar bloeit de onlangs bijgekochte al roodroze, die van vorige herfst moeten hun kronkels nog de lucht in gaan steken. Ook in de dovenetel of lamium ‘pink pewter’ verschijnen boven het bontgevlekte blad de eerste bloempjes: intenser dan zachtroze zoals volgens de beschrijving, eerder stevig fuchsia.
De eerste frambozen kleuren rood. Een ekster springt vanaf de tegels omhoog om aan de minst onrijpe te pikken. Ik loop naar buiten, duik het hok in, pak het net en leg dat over de framboos.