Direct toen ze de drempel overstapte zei nichtje L ‘kusje, kusje, kusje’. Ze bewoog haar hoofd er een beetje bij zoals het met echte kussen bewogen zou hebben. Vind ik tot nu toe de beste vervanging voor de pre–coronabegroetingsrituelen. Geen onhandig gedoe met een knik van het hoofd waarbij die hoofden zomaar tegen elkaar kunnen botsen als je het allebei tegelijk zou doen. Ook niet dat geklungel met een hand op het hart. Da’s meer iets voor Amerikanen. Die hoeven hun vlag maar te zien of hun hand ligt al op hun borst en ze beginnen het volkslied te zingen. Nederlanders kennen op de eerste twee regels na het Wilhelmus niet en dat houden ze graag zo, de vlag gaat uit als je geslaagd bent, of hang je om je nek op een pre-corona Koningsdag en tijdens de Olympische Spelen, en dan niet met zo’n statisch handje op de borst, maar hossend en met de armen in de lucht. Zo’n trap van je voet tegen een andere voet is natuurlijk grappig voor hooligans, vooral als ze de politie tegenkomen, maar niet voor het gros van de Nederlanders. Die hebben hun beider voeten aan de grond de komende tijd hard nodig om niet om te vallen. Voor die twee handpalmen tegen elkaar waarbij de vingers afwisselend naar de hemel en naar de borst van de ander wijzen schat ik de Nederlanders veel te nuchter: wel massaal een boeddhabeeld bij het tuincentrum kopen, maar verder geen poespas.
Toen mijn nichtje wegging, zei ze het weer, heel soepel, zonder aarzelen: kusje, kusje, kusje.