De klimcourgette die ik als een peutertje in een klein voorkweekpotje van de tuinbaas kreeg, groeit geweldig. Eerst verschenen er twee mannetjesbloemen. Na een tijdje vielen die werkloos van hun steeltjes op de aarde. Toen kwam er een vrouwtjesbloem. Aan de bloemen zelf is het geslacht niet af te lezen, het gaat erom wat er onder die bloem zit. Onder de mannetjesbloemen zit niks, ja die steel, onder de vrouwtjesbloemen zit een verdikking, dat wat uiteindelijk de courgette gaat worden. De vrouwtjesbloem stond een dag of wat open, maar toen sloot ze haar bloembladeren.
Nu is er weer een mannetjesbloem. Ik volg alle aanwijzingen in de app van Jelle om de bestuiving en bevruchting een handje te helpen: ik pluk de mannetjesbloem, haal het bloemblad eraf, leg dat apart – is namelijk eetbaar, kan door de salade –, hou dan een eidooiergele meeldraad over. Met die meeldraad moet ik over de stamper van de vrouwtjesbloem vegen. Maar die vrouwtjesbloem is nog altijd gesloten als een oester. Ik probeer een opening te vinden in het bloemblad, gebruik duim en wijsvinger zoals de doktersassistente doet als ze een uitstrijkje wil maken, na wat gepruts krijg ik de stamper in beeld, breng de meeldraad naar binnen, veeg ermee over de stamper. Dan laat de vrouwtjesbloem los, ik kijk naar een kleine courgette die vanachter de bloem tevoorschijn is gekomen terwijl de bloem ter aarde is gestort. Ik pak de bloem, duw die nog even terug op zijn plek, leg haar dan weer terug op de aarde.
Onder de tuinbazen ben ik natuurlijk ook nog maar een peuter.