Ik reed naar Delft, in Barendrecht waren de Sockerbit-bakken voortdurend op. De blauwe dan, de witte waren nooit op, maar ik was het wormenhotel annex de composteerfabriek begonnen met blauw, dus wilde ik verder bouwen in blauw. Het oog wil ook wat. Het was trouwens wel grappig dat de bakken – waarin ik groente- en fruitafval, ongebleekte eierdozen, wc-rolletjes, ongebleekt karton, en straks ook afgevallen bladeren doe – door de Zweedse meubelgigant met de naam ‘suikerklont’ waren gedoopt.
Mijn composteerfabriek doorliep ondertussen alle fasen van een start-up. Het begon met een Tupperware-bakje compostwormen van een op een internetdeelsite gevonden composteerder een paar wijken verderop. De startwormen bracht ik onder in een paar van de groentevrienden gekregen huzarensalade-emmers. Na tien maanden volgde een eerste investering in vier Sockerbit/suikerklont-bakken én een verhuizing naar deze grotere fabriek. En nu, minder dan twee maanden later, ging ik alweer vier nieuwe etages op de fabriek zetten.
De nieuwe bakken waren niet direct klaar voor gebruik, er moesten doorgangen komen – per bak vijftien bodemgaatjes met boortje 8 – zodat de wormgasten vanuit de lagere verdiepingen onbekommerd naar boven konden kruipen waar het nieuwste eten werd opgediend. In omgekeerde richting dienden de gaten voor de afvoer van het sap dat bij al dat copieuze gedineer vrijkwam en dat werd opgevangen in de kelder van het hotel: de enige verdieping met een vloeistofdichte vloer. Voor frisse lucht waren grotere gaten in de zijkanten nodig – per bak twaalf gaten met gatenboor nummer 17. Na een goed uur en meer dan honderd gaten boren en de scherpste randjes van al die gaten glad maken, waren de nieuwe verdiepingen van het hotel gereed.
Met de nieuwe verdiepingen en een bakje afval van vandaag liep ik naar buiten, stapte door het gat de ruimte onder het terras in waar het in de zomer nooit zo heet wordt als buiten en in de winter nooit zo koud, en haalde het deksel van het hotel. Ik zette verdieping vijf direct op de iets te dikke laag afval dat zich inmiddels op de vierde verdieping verzameld had en nog nauwelijks gecomposteerd was. Het verse keukenafval spreidde ik in een dun laagje over de spiksplinternieuwe vloer.
In mijn eerste hotelcomposteerjaar heb ik geleerd dat het afval het beste zo klein mogelijk is. Wantrouw de filmpjes waarin je mensen hele bananenschillen en complete bloemkoolstronken in zo’n wormenhotel ziet gooien. Wormen hebben geen snijtanden, en het is een kleine moeite als je toch je groente aan het snijden bent het mes ook even door het afval te halen; R staat inmiddels ’s ochtends zijn bananenschil ook al in reepjes te snijden.
Wat ik ook leerde is dat de lagen afval per verdieping beter niet te dik zijn. Hebben de wormen nog voldoende eten op lagere verdiepingen dan grijpen schimmels en fruitvliegjes hun kans op de bovenste verdieping, zeker als de frisse lucht er niet bij kan. Is niet erg, maar evenwicht is beter, overdaad schaadt. Op dat dunne laagje afval van verdieping vijf zette ik direct verdieping zes. Dat geeft druk op het bovenste laagje afval en ik heb gemerkt dat ook dat goed werkt.
Nu is het afwachten. Zijn acht verdiepingen voldoende voor wat ons huishouden produceert? Ligt, zodra ik verdieping acht in gebruik neem, op de eerste verdieping boven de kelder prachtige compost waar de wormen niks meer te zoeken hebben, zodat ik die eerste verdieping er tussenuit kan halen, de inhoud klaar om als compost de tuin te voeden, waarna die bak de nieuwe achtste verdieping wordt?
Zo niet, dan bouw ik door. Kan prima in deze stad waar een hotelfabriekje van acht verdiepingen niet meer is dan dat: een hotelfabriekje.