Het was de dag van de Amerikaanse president- en Congresverkiezingen en een nieuwe persconferentie van onze premier en minister van Volksgezondheid. Nu was alles nog rustig. De hemel was strakblauw, een zonnetje straalde waterig. Op mijn telefoon bekeek ik de weerapp. Rond het middaguur verschenen er kringeltjes, ik dacht aan mist, maar misschien bedoelden ze motregen. Ik schoot mijn oude spijkerbroek aan, een trui en de donkergroene fleece, en pakte uit de tuinbak het tuinschepje. Ik liep de achtertuin in en pakte uit de ruimte onder het terras de spade.
Het werk dat gedaan moest worden nu de grond nog relatief warm was, bevond zich in de twee perken rondom de amberbomen. Daar stonden vijf Persicaria’s type Dikke Floskes, die prachtig gebloeid hadden met hun dikke rode aren, en sommigen nog steeds. Waren er geen rode aren meer, dan was er nog het blad dan van groen naar vlammend rood kleurde. In het tv-programma Gardeners World had ik gezien dat je Persicaria’s makkelijk kunt splitsen. Ik schoof de dikke laag herfstblad weg en schepte de planten uit de aarde, ze reikten tot boven mijn middel, en legde ze op de tuintegels. Ik zette de spade op een kluit en schopte voorzichtig met mijn voet op het metaal. Ik bekeek de twee helften, begreep dat er een harde wortelkern was en besloot dat iedere afgesplitste plant minstens een stuk van die harde wortelkern moest bevatten. Uit de vijf planten won ik er dertien.
Van de Lobelia’s Blaue Auslese had ik ooit zeven planten gekocht, die groef ik ook uit. Hier had ik geen spa nodig om te splitsen, met mijn vingers kon ik de wortels van de verschillende stengels voorzichtig uit elkaar trekken. Ik maakte zo zestien nieuwe Lobelia-plantjes. Alleen de Phloxen waarvan ik er zes had, lieten zich niet vermeerderen. Van alle nieuw gewonnen plantjes knipte ik de uitgebloeide stelen weg, en soms ook wat van de langste wortels, ook dat had ik geleerd van Gardeners World, dat alle energie moest gaan zitten in het aanmaken van een stevig wortelgestel. Bij de Persicaria knipte ik met pijn in het hart de laatste bloeiende aren weg.
Als laatste haalde ik de Heuchera’s die tussen de Persicaria’s en de Lobelia’s gestaan hadden weg, daar was straks geen plek meer voor. Ik begon de grond opnieuw in te delen. De Persicaria’s zouden het hoogst reiken en waaierden het meeste uit. Die zette ik aan de randen, dus tussen de boom en de schutting. De Lobelia’s gaf ik een plekje aan de andere kant van de boom, waarbij ik aan de voorzijde ruimte overliet voor de Phloxen. Tot slot gaf ik alle aanplant een forse scheut regenwater en bedekte ik de perken met het afgevallen blad. De Heucheria’s kregen een plekje in het perk van de Hibiscus.
De zon was inmiddels opgelost in een lucht die langzaam was betrokken richting grijs. Vlug veegde ik de achtergebleven aarde de borders in en maakte de spa en de tuinschep schoon. Ik kon me nu al verheugen op het in spanning kijken naar wat er dit voorjaar ging uitkomen van mijn werk, school er in mij ook zo’n Britse Gardener’s World-tuinier? En hoe rijk zou de bloei vanaf de zomer zou: het dikke rood van de Floskes, het heldere blauw van de Lobelia’s, het felle roze van de Phloxen? In mijn hoofd zat al een beeld.