De jongste telg in mijn familie en de enige die nog niet was uitgevlogen, heeft sinds half september de sleutel van een echt huis. Een paar weken later, toen zij en haar vriend nog aan het verven waren en er op haar werk, een verpleeghuis, corona uitbrak, legde ze er een matrasje op de grond om in een soort van quarantaine te gaan. Uitvliegen kan gek gaan.
Achttien bewoners ziek, van wie acht overleden, achttien collega’s ziek, maar mijn nichtje is de dans ontsprongen. Inmiddels is het verpleeghuis weer coronavrij, heeft mijn nichtje net haar laatste dagelijkse test gehad, ‘dat stopt nu,’ zegt ze, zijn alle muren van haar quarantaineplek geverfd, staat er een bank in de woonkamer en een echt bed in een van de slaapkamers en woont haar vriend er ook. Het wachten is nog op de eettafel en de woonkamerkasten die er al lang hadden moeten zijn, de planning nu is eind december.
Toen ik vanochtend wakker werd, appte ik mijn nichtje of ze thuis was, of we even konden komen kijken. Corona maakt sloom, zonder corona had ik in september al op haar stoep gestaan, misschien wel een wandje wit of mosgroen mee gerold, in ieder geval live meegeleefd met deze grote nieuwe stap in het leven van mijn jongste nichtje, dat zo vaak bij ons heeft gelogeerd, dat zich van jongs af aan zo lekker liet knuffelen, met wie we tig keer Sinterklaas hebben gevierd, voor wie ik nog weleens een McDonalds ballenbaktoren in ben geklauterd omdat ze niet meer naar beneden durfde en haar grote zussen, rustig hun friet opetend, zeiden: ‘Voor ons komt ze niet naar beneden hoor.’
R en ik zitten op de mooie nieuwe hoekbank, mijn nichtje vraagt waarom we geen kinderen hebben. Ze heeft het al vaker gevraagd, als kind – waarom zorgden wij niet voor een lief, klein nichtje of neefje voor haar? – en ook recent. Zelf wil ze kinderen, haar vriend ook. ‘Het mag toch wel af en toe bij jullie logeren?’ vroeg ze afgelopen zomer alvast. ‘Nu nog niet hoor,’ zegt ze, nu moet ze er nog niet aan denken, eerst gaat ze haar vervolgopleiding afmaken. R zegt dat hij als psycholoog jonge mensen altijd adviseerde minstens een jaar samen te wonen voor zo’n volgende stap te zetten. Dat gaat wel lukken, zegt ze.
Na de rondleiding en een kopje thee gaan we weer. Natuurlijk komen we terug als alle meubels er zijn. We gaan niet weer zo lang wachten. Heeft ze iets aan de lamp die in onze keuken boven de bar hing? Wij gebruiken ‘m niet meer. En laat ze het weten als we iets kunnen sponsoren dat nog ontbreekt? Nee, beter kan ik de volgende keer een envelopje meenemen.
’s Avonds kijken R en ik op de laptop naar de live dansvoorstelling Dare to Say van het Nederlands Danstheater waarvoor R een kaartje heeft gekocht. De première zou gisteren zijn, in het Zuiderstrandtheater, en die is ook geweest, maar zonder publiek in de zaal. Het publiek zat thuis, achter laptops, voor tv-schermen, net als vanavond. In het tweede stuk Four Relations van Alexander Ekman spelen de violisten en de cellist Maurice Ravels Deel II voor strijkkwartet en dansen twee dansers op en tegen de achtergrond van twee enorme, kruiselings liggende stroken wit papier de eerste fase van een relatie. Ze fladderen, vliegen, lachen, uit de lucht valt een babypop in hun armen. Ze wiegen het teder, kijken verrukt ook al schreeuwt het. ‘Een mooi stuk voor ons nichtje,’ zegt R.
Ja, als het Nederlands Dans Theater dit weer live mag opvoeren, nemen we haar mee.