De kleine zonnebloem heeft nog een stuk of acht knalgele bloemen met een glanzend diepbruin hart. De framboos verrast nog iedere week met een rijpe vrucht. De vlinderstruik maakt nieuwe blaadjes in de oksel van oudere blaadjes, de knalroze bloemen van de grote leeuwenbek zijn bijna weg, het siergras bloeit. Ik pak een emmer, draai het kraantje van de regenton open, vul de emmer, loop ermee naar de vijver en pluk de twee fonteinen uit het water. Samen met de snoeren dompel ik de fonteinen in de emmer, alleen de stekkers hangen over de rand. De fonteinen gaan in de ruimte onder het terras overwinteren.
Met een hark met de tanden naar boven duw ik langzaam over de vijverbodem en schep het blad van de blauwe regen uit het water. Ik kijk goed of ik kikkers zie, of padden, of salamanders. Maar niks. Dan gooi ik het blad tussen de planten verderop. Gisterenmiddag stond er een reiger op de rand van het terras, op nog geen twee meter van het keukenraam.
Vanochtend hing een halsbandparkiet aan de kooi van de voedersilo, het blijft wonderlijk, dat snoepgroen; de vogel met de dikke snavel probeerde tussen de spijlen door de zaadjes te bemachtigen die naast de silo op de bodem van de kooi waren gevallen. Nu het kouder wordt eten de vogels vaker van de pindakaas die aan de pergola hangt en aan het muurtje naast het keukenraam. Toen het warmer was, hadden ze meer trek in zaden en pitten. Op en om de voedertafel landen vijf, zes vinken: gezellig samen eten, geen restricties.