Knolselderij, boerenkool

Het gesprek tijdens de lunch met de twee vrienden kwam op knolselderij. Ik had maandag van de twee kleine knollen die in het krat van Landzicht zaten soep gemaakt en daarvan was genoeg over om als klein hapje bij deze verlate verjaardagslunch te serveren. In ieder kommetje drapeerde ik een bergje zalm met daar overheen wat gesnipperd peterselieblad en daaromheen schonk ik de soep voorzichtig uit. De vriendin zei dat ze het als kind graag at, knolselderij, de vriend zei dat het bij hem vroeger nooit op tafel kwam, ik dacht ook niet dat ik het als kind had gegeten, we hadden de knollen niet in de moestuin, en R was groot fan van een boer die hem ooit vertelde dat knolselderij varkensvoer was. R hoefde de dingen maar in het groentekrat te zien of zijn maag begon zich al om te draaien. Maar in de vorm van soep bliefde hij het.

In tegenstelling tot knolselderij kwam boerenkool bij de vriendin maar een enkele keer per jaar op tafel omdat haar moeder er niet van hield. ‘Maar,’ zei ze, ‘daarop hadden mijn vader en ik wat verzonnen.’ Ze was de jongste en de jongste mocht op de dag van de Onnozele Kinderen – de vriendin groeide katholiek op – kiezen wat er werd gegeten. Het ene jaar koos ze boerenkool, het andere jaar hutspot, dat lustte haar moeder ook niet. En haar vader die altijd kookte startte de traditie om met kerst boerenkool te eten: een eenvoudig wintergerecht dat paste bij de eenvoudige man wiens geboorte met kerst herdacht werd.

R zei dat we vorige week voor het eerst boerenkool hadden gegeten, die zat met hele bladeren in het krat. Met z’n allen concludeerden we dat de vorst kennelijk niet meer over de boerenkool hoefde om ‘m toch te kunnen eten. En zo kon ook deze simpele, doordeweekse lunch niet om de klimaatopwarming heen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.