En daar was ie dan plotseling weer: de grote bonte specht. Zij of hij – ik kreeg de achterkant van het koppie niet te zien – hipte op de stam van de amberboom omhoog, precies aan de kant die ik niet kon zien, al stak ie gelukkig wel regelmatig de kop en de snavel even in beeld terwijl ie wat van de stam pikte. Daarna vloog de specht naar de tuin van de buurvrouw en herhaalde daar het ritueel op de takken van de sering. Ik hoopte dat ie terug zou komen, naar de pergola, naar de pot pindakaas die daar alweer een maand of twee hangt. Tot nu toe bezoeken alleen pimpelmezen en koolmezen de vetpot en nemen dan wat muizenhapjes. Ze hebben het vet nog niet echt nodig, denk ik, dus eten ze het niet.
Ik wachtte en wachtte terwijl de grote bonte specht in de buurtuin de takken afging. Toen vloog ie hoog weg, over de huizen achter ons.