Ik noteer een merel en een groenling. De eerste zit op de rand van de voertafel achter in de tuin, de tweede zit op de pergola tussen de kale sprieten van de blauwe regen. Een vink landt tussen de vijver en de voertafel en pikt wat in de rondte. Kom maar, moedig ik de roodborst aan, die net aan de verkeerde kant van de schutting op de takjes van een plant van de buurvrouw zit. De Turkse tortel vliegt over, keert om, landt even in de amberboom. En niet veel later een houtduif, vliegt ie alleen maar over en telt die dan wel of niet mee? Gelukkig, een landing op de schuttingrand, die hoort bij onze tuin, ik mag ‘m meetellen voor de Nationale tuinvogeltelling. De groenling in de blauwe regen is nu bijna bij de voedersilo. Er komt een koolmees aangevlogen, tegelijk met de groenling eet die wat uit de voedersilo. Een tweede koolmees komt de tuin in en inspecteert het blauwe vogelhuisje. Op de takken van de linker amberboom hipt een pimpelmees. Daar is dan eindelijk de roodborst. Hij paradeert wat rond de voedersilo, de groenling is inmiddels verdwenen, gaat dan op een tak van de hibiscus zitten. Er vliegt een ekster rond, hij landt op het dak van het tuinhuisje van de buurman en vandaar daalt hij af naar de voedertafel in onze tuin. Ik noteer ‘m. Is het half uur al om? Nog een paar minuten. Een heggenmus! Eerst landt ie op de schutting, dan verder naar de zaadjes die naast en onder de voedertafel liggen.
Ik vergeet bijna de eerste geopende knop van de clematis armandii te noteren: een witte bloem op de laatste dag van januari.