Dik doet ertoe. Daar kwam ik achter toen ik stokbroden ging maken. Ik heb geen stokbroodpan, op internet had ik al verlekkerd gekeken naar lange smalle zware terrineachtige ovenpannen met deksels, maar in het kader van ontspullen ging ik het eerst anders proberen. In de pannencarroussel staan één broodblik en twee cakeblikken en met een beetje fantasie kon je daar ook iets smals en langs inzien, als je ze met z’n drieën achter elkaar zette.
Dus maakte ik stokbrooddeeg, liet het rusten, verdeelde het in drieën, voorvormde er rolletjes van en vormde die rolletjes tot stokbroden en jaste over ieder brood met een stanleymesje drie schuine strepen. Ik stookte de oven met de drie blikken erin goed heet, legde de deegstukken in de blikken en dekte die af met een omgekeerde bakplaat waarop ik het gietijzeren deksel van mijn broodpan legde om alles goed gesloten te houden.
Het stokbrood in het broodblik was het beste gelukt. Die glansde na 25 minuten en was mooi gerezen. De twee stokbroden in de cakeblikken bleven plat en gingen niet glanzen hoe lang ik ze ook in de oven liet.
‘Wat is het verschil?’ vroeg R toen we aan tafel zaten met de stokbroden en een grote pan verse champignonsoep. Ik zei dat het broodblik een veel dikkere bodem en wanden heeft, dat die wellicht de warmte veel beter vasthoudt als het blik even uit de oven komt om het deeg erin te doen. Alles doet ertoe bij brood bakken. ‘Waarschijnlijk,’ zei ik, ‘vergt dit ook een maandje oefenen.’