Nergens muggen meer.
De deuren die dwars op het huis sluiten en die sinds de zomerse hitte vertrokken is herfstig klemmen, openen haperloos.
De was is in een mum van tijd droog.
De ramen in de kamer waar de was droogt en waar dan altijd een raampje openstaat beslaan niet.
De cello raakt iedere nacht ontstemd.
De compostwormen eten niks.
De vrolijke steen – beschilderd met een rood lieveheersbeestje tegen een hemelsblauwe lucht – die een lief iemand in onze voortuin heeft gelegd is onzichtbaar onder een hoed van sneeuw.
Het beddengoed raakt niet muf.