De blauwe regen heeft er geen last van, de bosrank ook niet, de grassen met hun uitgebloeide, zandkleurige halmen niet, de hortensia Annabellen ook niet, de vlinderstruik niet. Geen premier die zegt dat de schaar er niet in mag. Dus pak ik de huishoudtrap uit de meterkast en de snoeischaar uit de bak met tuinspullen, trek ik mijn laarzen aan, schuif de pui open, stap het terras op, draag de spullen het trapje af, de tuin in, draai mijn gezicht naar de zon en knip dat het een lieve lust is.
De droge grasstengels knip ik klein, net als de gedroogde Annabellenbloemen, die kan ik straks gebruiken in het compostwormenhotel. Werk met laagjes, schreef een compostwormendeskundige ergens. Begin met een laagje bruin – karton- en eierdoossnippers –, dan een laagje keukenafval – dat je best in de keukenmachine tot moes kan malen, zo verteert het het snelst –, vervolgens een laagje groen (droog tuinspul dus, gedroogd herfstblad kan ook), dan weer keukenafval enzovoort. Wie spekkoek kan maken, of lasagne, kan dit ook.
Van de vlinderstruik knip ik acht stekken, die zal ik straks in glaasjes met een laagje water in de woonkamer zetten. Het duurt een maandje, las ik, om ze goed wortel te laten schieten. Ik heb zelf helemaal geen acht nieuwe vlinderstruiken nodig, misschien maar eentje, maar wie weet maak ik er iemand in de straat blij mee.
Is het alweer half vier? Vlug nog even naar de groentevrienden voor wat peren, mandarijnen, Hoeksche chips, een praatje. Op weg halen R en ik de overbuurvrouw in, daar praten we eerst mee. Ze is benieuwd wanneer ze een oproep gaat krijgen voor haar vaccinatie. Ze is nu nog 74, wordt binnenkort 75, er zit in haar hoofd een scenario waarbij ze tussen wal en schip valt. Ze kan erom lachen. Ze is een nachtvlinder, ze weet exact waar de andere nachtbrakers wonen, in de torenflat verderop zijn zelfs twee appartementen waar het licht nooit uitgaat, ze wijst. Ze is blij met R die het ook regelmatig lekker laat maakt waardoor het licht bij ons ook nog lang brandt. Soms moet ik wel vroeg op, zegt R, dan ga ikop tijd naar bed. Kan hij dan gelijk slapen? vraagt de buurvrouw. Altijd, zegt R. Ik zou altijd kunnen slapen.
Gezelligheid kent geen tijd, net voor sluitingstijd komen we bij de groentevrienden. Heb je zin in morgen? vraagt N, die zowel hier werkt als in de crossfitbox. Ja, zeg ik. Het is zijn idee, de wandeling in tweetallen vanuit de crossfitbox met onderweg vier halteplaatsen in de openlucht waar trainers staan, waaronder N dus, en waar we vast en zeker dingen met gewichten en kettlebells en zware ballen moeten gaan doen. Het weer zal geweldig zijn, zegt N.
We lopen nog even de supermarkt in en gaan dan snel naar huis. We moeten nog ons dagelijks ommetje maken. Als we daarvan terugkomen begint het al licht te schemeren, toch ga ik nog even de tuin in, ik was nog niet klaar. Ik steek de grashark in de vijver en schep het herfstblad voorzichtig van de bodem. De volle harken kieper ik om tussen de Annabellen en achter de yuca’s. Ik let goed op of er levende have meekomt. Maar niks: geen pad of kikker of salamander springt tevoorschijn.
Rond zes uur berg ik de hark op onder het terras. Het is nog altijd zacht. Een hele dag zonder sjaal, zonder muts, zonder handschoenen, zonder winterjas, het voelt bijna naakt.