Mien Ruys

Het kwam door de vakantie. Ik was op zoek naar overnachtingsplekken in de buurt van de wandelingen die ik in Drenthe en Overijssel had gevonden. Dedemsvaart was zo’n plek en toen ik Dedemsvaart intikte verscheen ook ‘Mien Ruys’. Mien Ruys was een internationaal bekende Nederlandse tuinarchitect die begin van de vorige eeuw op de kwekerij van haar ouders begon met het ontwerpen en inrichten van tuinen en borders met vaste planten die sterk waren, lang bloeiden en weinig zorg vroegen. Haar ontwerpen werden een begrip en voor tuinarchitect Piet Oudolf is haar werk een belangrijke inspiratiebron. Werk van Piet Oudolf ken ik, en zo was ook Mien Ruys in mijn hoofd geslopen.

Tijdens onze vakantie deden we Dedemsvaart aan om de tuinen van Mien Ruys te bekijken. Het is een verzameling van tientallen proeftuinen waarin Ruys experimenteerde met vormen, kleuren, bodemgesteldheid en de ligging. Ik vond alles prachtig en bleef lang stilstaan bij de schaduwborders. Onze achtertuin kent veel schaduw en halfschaduw waar ik toch graag planten zie bloeien. Na de vakantie bekeek ik op de website van de tuinen van Mien Ruys haar beplantingsplannen van de schaduwborders en noteerde alle planten die ik mooi vond. Met dat lijstje was ik zaterdag naar het fijne plantencentrum in het zuiden van mijn stad gereden. Niet alles was er, maar toch was ik met 34 planten naar huis gereden.

Nu was het droog en trok ik mijn oude spijkerbroek en mijn kaplaarzen aan en liep naar het stuk border dat ik zondag leeg had gemaakt. De regen die de afgelopen dagen was gevallen had de aarde een fijne vochtigheid gegeven. Ik pakte de planten, nog in hun potjes, en begon die over de border te verdelen. De zilverkaars, actaea, en de monnikskap, aconitum, waren de planten die meer dan een meter hoog gingen worden; die verdienden volgens Ruys een plekje achterin de border. Monnikskap is groenbladig, rechtopgaand, met blauwe bloemen. De zilverkaars heeft bruinrood, laagblijvender blad, en bloeit met witte pluimen. De vier potjes met zilverkaars schikte ik op een halve vierkante meter naast de varen, de monnikskapplanten zette ik links en rechts van de opgaande stengels van de clematis armandii die de bovenzijde van de schutting begroeit. Dan had ik nog zes potjes met schildpadbloemen, chelone. Die waren met hun hoogte van tussen de 70 en 90 centimeter geschikt voor het midden. Het groen van het blad is iets lichter dan dat van de monnikskap, de bloemetjes zijn roze. Als laatste pakte ik de twee laagblijvende soorten die op de voorste rijen horen: het Kaukasisch vergeet-me-nietje dat met kleine blauwe bloemetjes bloeit, en longkruid, pulmonaria, dat roze bloemen krijgt. Ik schikte en herschikte, liet de schildpadbloem een beetje haken tussen de zilverkaars en de monnikskap, mat met een rolmaat de afstand tussen de planten – ik hield dertig centimeter aan, behalve bij de pulmonaria, die mochten dichter bij elkaar – en besloot toen dat het goed was en de spa de grond in kon.

’s Nachts regende het. Fijn.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.