Een kleine drie weken na de explosie verhuisde mijn zwager van het ziekenhuis naar een revalidatiecentrum. Iedereen die ik erover vertelde had het nieuws meegekregen, had dat filmpje gezien van die lokale verslaggever die tegen de achtergrond van brandweerwagens en een flat staat te vertellen dat er die ochtend een kleine gasexplosie is geweest nadat bij rioolwerkzaamheden een gasleiding onder een flat was doorgezaagd, dat alle bewoners zijn geëvacueerd, dat het gas is afgesloten en dat de brandweer de ruimtes gaat inspecteren. En dan is er die enorme knal, de verslaggever duikt naar voren terwijl hij omkijkt naar die wolk van stof en het kabaal van puin, gevolgd door beelden van een compleet verwoeste flat, vier ingestorte verdiepingen, hulpverleners onder het stof die knielen bij gewonden, die collega’s op brancards afvoeren.
Mijn zwager zei dat toen hij daar lag op de grond met zijn benen bekneld onder puin en hij opkeek naar die ravage, hij eerder dacht aan een flat in Oekraïne dan aan een flat op loopafstand van zijn eigen huis. Hij zei ook dat hij nu enigszins wist wat Oekraïners meemaakten als zij uit hun flats of schuilkelders werden gebombardeerd, ‘en dan te bedenken dat zij geen brandweerpak aanhebben.’
In het nieuws was alleen melding geweest van twee gewonde brandweermannen die met botbreuken naar het ziekenhuis waren afgevoerd. Maar ik vond drie weken in een ziekenhuis en een verblijf voor nog onbepaalde tijd in een gespecialiseerde revalidatiekliniek op zijn minst ‘zwaar gewond.’ Hoe het met die benen verderging, daarover was niks te zeggen. Er was die gapende wond die ze met een huidtransplantatie wat probeerden te helpen in het sneller dichtgaan, er was een drain, er waren zwarte sponsjes, alles om het vocht uit de wond te halen en ontstekingen te voorkomen.
Toen ik hem eerder deze week vanuit Ikea belde om te overleggen over de kleur van de deuren van zijn nieuwe kledingkasten, was hij net met spoed vanuit de revalidatiekliniek naar het ziekenhuis vervoerd omdat het ziekenhuis de wond niet vertrouwde. Ook al was hij daar ontslagen, digitaal bleven ze meekijken. Zolang die wond niet dicht was, was er infectiegevaar. Zolang die wond niet dicht was, kon hij in het revalidatiecentrum niet het zwembad in voor hydrotherapie, wat de enige mogelijkheid voor hem zou zijn om sinds weken zijn lijf weer eens helemaal verticaal te strekken. Misschien zou hij in dat zwembad ook al eens voorzichtig op het linkerbeen kunnen gaan staan: pinnen hielden daar de gebroken botten in scheenbeen, kuitbeen en enkel op hun plek.
Van het rechterbeen verwachtte hij nog niks. Breuken in de knie, kruisbanden kapot, het was geen best verhaal. Een dag na de explosie en na die eerste operatie met die pinnen in het andere been wisten ze dat nog niet. De fysiotherapeut was gekomen en mijn zwager had een poging mogen doen om te gaan staan. ‘Het voelde als dikke soep,’ zei hij later. Hij had zijn poging onmiddellijk gestaakt. Het woord prothese was al gevallen.
Vanmiddag komt een vervoerder de Ikea-kasten brengen. Ik heb mijn zwager gevraagd een schetsje te maken van de kastindeling die hij globaal voor ogen heeft. Bij de kleur van de kasten en de deuren heeft hij ook al een mooi bed gevonden. ‘Die deuren passen daar perfect bij’, appte hij. Ja, dat dacht ik al. In de beddenwinkel, schreef hij verder, zou hij later nog wel even kijken voor andere dingetjes, zoals een bijpassend tafeltje, ‘want ik moet er niet mijn nek over breken.’ Zijn galgenhumor is hij niet kwijt. Zijn monterheid evenmin.