‘Iemand doden, dat stelt niets voor. Je moet observeren, bespieden, nadenken, veel nadenken, en als het zover is, je hoofd leegmaken.’ Met deze zin opent de roman Anomalie van de Franse schrijver Hervé Le Tellier. Aan het woord is Blake, een van de hoofdpersonen.
Is het zo eenvoudig?
Ik zag een muis. Het was iets na half tienen, het schemerde. Er zat misschien een meter tussen mij en de muis. En dubbelglas. Ik zat op de bank, de muis was op het balkon, klom de bak met radijs in, stak over naar de bak met palmkool, trippelde door de bak met Aziatische pluksla en klom toen als een volleerde acrobaat het klimnet met de peulen en sugarsnaps in. Met gespreide poten was zijn achterlijf dik te noemen, vette billen, maar dat hinderde hem niet om zich naar de malse tippen van de sugarsnaps te spoeden. Er vielen veel kwartjes. Bijvoorbeeld wie een paar maanden geleden die holletjes in de aarde van de pas gezaaide sugarsnaps veroorzaakt had, waarom de sugarsnaps zo slecht waren opgekomen, waarom er afgeknabbeld blad had gelegen.
Ik stond op van de bank, sloeg met mijn vuist op de ruit ter hoogte van de muis. De muis stopte kortstondig zijn maaltijd, keek mij aan, verblikte of verbloosde niet, ging verder. Ik opende de balkondeur, begon heftig aan de klimnetconstructie te schudden. Het was te donker om te zien of en wanneer de muis de benen nam. Er was de lichte vrees dat de muis naar binnen zou glippen.
Met behulp van internet dacht ik na. De overgevoelige muizenneus zou de geur van munt niet aankunnen. Ik zette de bak met munt op de plek van de Aziatische pluksla en wachtte af. Een avond of wat later was de muis er weer, Nieuwsuur was net begonnen. De muis klom de bak met radijs in en maakte de oversteek naar de palmkool. Zonder een getergde trek van de gevoelige neusvleugel trippelde de muis dwars door de bossen munt naar het klimrek.
Mensen zeiden: waar één muis is, zijn er twee. Een avond of wat later zag ik twee muizen, op hetzelfde tijdstip, op dezelfde plek. De ene joeg de andere weg.
Ik ging naar de dierenwinkel. Misschien was mijn vraag ongebruikelijk maar hadden ze…? De vrouw haalde een doos van onder de toonbank, half gevuld met muizenvallen. Doe er maar twee, zei ik. Pindakaas, zei de vrouw, dat schijnt nog beter te werken dan kaas. Ik smeerde pindakaas op de plek waar ik kaas zou stoppen, zette de vallen op scherp, plaatste er eentje op de looproute die ik vermoedde, en eentje in de palmkoolbak.
Een avond of wat later was de muis er weer. Ik zat eerste rij voor de moord met voorbedachte rade die aanstonds was. De muis klom de radijsbak in, stak over naar de palmkool, maakte een bocht om de val heen, hield toen zijn pas in, draaide zijn neus naar de pindakaas, liet zijn neusvleugels neurotisch bewegen, haalde zijn neus op en trippelde verder. ‘Die muis is ook niet gek,’ zei R die naast me op de bank zat.
Een dag later verving ik de pindakaas door kaas. Ik inspecteerde het balkon op rommel. Nee, een nestje kon hier niet zijn. De muizen moesten van beneden komen. Ik keek nog eens goed en zag hoe de schuin aflopende tussenmuur als een rode loper de tuin met het balkon verbond. Andere moestuiniers die hun bakken op de grond hadden, verloren ál hun groenten aan de slakken. Ik moest ook maar eens leren dat dit erbij hoorde. Ik ging de planten water geven, haalde de muizenval uit de palmkoolbak, zette die tussen de wilde bossen van de wintererwt, en liet ‘m daar staan. De andere val zette ik bovenaan de rode loper. Ik keek ’s avonds niet meer naar de moestuin.
En toen was het toch zomaar raak. In allebei de vallen. In de ene val had de klem de muizenschedel in het midden doorklieft, in de andere val zat de klem hoog op de neus. ‘Ga je ze met val en al weggooien?’ vroeg R. Nee, nu ik eenmaal had gedood – was ik nu een jager, een stroper, of moest ik het gewoon Moord op de moestuin noemen naar de roman van Nicolien Mizee? – moest ik niet bang zijn voor nog meer vuile handen. Wie weet had ik de vallen nog een keer nodig. Ik deed zakjes om mijn handen en pakte de muis van wie de schedel overdwars gekraakt was op. Het was even eng, zo’n slap, levenloos lijfje. Voorzichtig maakte ik de klem los, vouwde het zakje van mijn hand over de muis. Ik stopte het in het tweede zakje en gooide het in de kliko. Met de andere muis deed ik hetzelfde. De vallen spoelde ik af onder de hete kraan.
Blake moet na zijn eerste moord op de plaats delict ongelooflijk nodig plassen. Dat overkomt hem bij alle volgende moorden niet meer.