Wat laatste dingen opruimen en schoonmaken. Dat doet de jonge vrouw die op het punt van bevallen staat. En rondwandelen. Omdat haar huis tiny is, wandelt ze door de ruime binnengalerij. Ik heb me vaak afgevraagd waarom die hal zo groot is en de aanpalende flats zo klein, maar nu snap ik zijn functie.
Af en toe vertrekt haar gezicht, zegt ze zachtjes ‘oeoei’, legt ze haar hand op haar buik, blaast ze haar adem via getuite lippen naar buiten en stopt ze met praten. Dan zegt ze: kijk, kijk. En kijk ik naar haar dikke buik waar hier en daar iets beweegt, een voetje, een knie, de rug. Ze legt haar hand diep in haar schoot, wijst met haar vingers: daar komt en gaat de pijn.
Ze draagt een maïsgele jurk die bezaaid is met roodroze bloemen. ‘Prachtige jurk,’ zeg ik. ‘Ja?’ Ze kijkt naar haar jurk. Ik zeg hoe mooi dat diepe geel oplicht temidden van haar bruine armen en hals. Ze staat weer op, gaat in de keuken iets snijden, drinken inschenken, iets ordenen. Haar haren zijn mooi ingevlochten, alles goed uit het gezicht, straks is er geen tijd en zijn er geen handen om die krullen uit het bezwete gezicht te wrijven.
Nu gaat er een blender aan, of een mixer, ik kan het niet zien, het licht in de keuken is uit, de kamer is gehuld in het duister van de dikke rolgordijnen die we een paar weken geleden ophingen en die de ergste hitte uit het huis moeten houden op deze extreem hete dag. Alle weerrecords zullen gebroken gaan worden.
Met twee volle glazen komt ze uit de keuken, de drank heeft de kleur van lichte chocolademelk, het smaakt naar rood fruit en heeft de textuur van een gezonde milkshake. ‘Lekker,’ zeg ik en tik verder aan dit stukje terwijl de aanstaande moeder weer gaat wandelen in die koele hal.
Vandaag zullen mijn fantasieën over bevallen en de weg daarnaartoe realiteitszin krijgen.