Drie houtduiven tel ik. Eentje zit midden op de brug met z’n poten en de onderkant van haar of zijn borst in het water van de vijver. De tweede scharrelt achterin de tuin in de buurt van de vlinderstruik, de derde zit op de rand van de schutting. Gisterenavond waren er ook drie houtduiven: twee copuleerden op het dak van het tuinhuis van de buurman, de derde zat op de schuttingrand en keek met een dikke borst weg. Toen de twee klaar waren, maakten zowel de mannetjesduif op het tuinhuis als de duif op de schutting zich even lang.
Twee vinken jagen elkaar om beurten weg bij het voederstation dat aan de onderste tak van de linker amberboom hangt. Een roodborst landt op de schutting, vliegt daarna omhoog naar de amberboom; de vinken vliegen weg. Iets achter de badderende houtduif naast de schaal met daarop de levenscirkel in cortenstaal neemt een merel een bad. Terwijl een Turkse tortel op de schuttingrand landt, zoeken de andere houtduiven hun heil in de kerspruimboom. De kerspruim staat aan de andere kant van de schutting in de tuin van de buren waar vroeger de sering stond. De sering was oud, enorm scheef gegroeid, zat vol met waterloten en was al heel lang niet meer grondig gesnoeid. De kerspruim komt van de andere kant van de buurtuin, hij bloeit met vrolijke lichtroze bloemetjes. De takken buigen diep onder het gewicht van de houtduiven, er zit iets op de takken dat ze lekker vinden.
De roodborst is weer weg van het voederstation, een vink keert terug, een koolmees komt. Die twee verdragen elkaar, niemand vliegt weg. In de andere amberboom landt een tweede koolmees. In een half uur tel ik zes soorten en tien vogels.
Tien dagen geleden begon ik met de jaarrond tuintelling van Sovon. Toen telde ik zeven soorten, elf vogels in totaal.